Artikel 1253ter/3, § 3 Ger.W. bepaalt dat de rechtbank kan weigeren de overeenkomst van partijen met betrekking tot de maatregelen bedoeld in artikel 1253ter/4, § 2, eerste lid, 1 ° tot 4° Ger.W. te homologeren als deze kennelijk strijdig is met het belang van de kinderen.
De gehoudenheid van de procespartijen om loyaal mee te werken aan de bewijsvoering is een algemeen rechtsbeginsel.
Er is sprake van bedrog indien een oneerlijke proceshouding belet dat de rechter kennis kan nemen van feiten die determinerend zouden kunnen zijn voor de beslechting van het geschil
I. Rechtspleging
De zaak werd aanhangig gemaakt bij deze rechtbank door een verzoekschrift dat op 18 april 2017 werd neergelegd door eiser.
Partijen werden op regelmatige wijze opgeroepen bij gerechtsbrief van 20 april 2017.
Toepassing werd gemaakt van artikel 757, § 2 Ger.W. Eisende partij werd ingelicht over de mogelijkheid om het geschil te beslechten via verzoening, bemiddeling of elke andere vorm van minnelijke oplossing van conflicten (art. 731, vierde lid Ger. W.).
Tom Wynant,, Van onderhandse ouderschapsovereenkomst naar uitvoerbare titel: rechtsgronden en toetsing voor homologatie; T.Fam. 2018/3, 81
I. Feiten
II. Uitvoerbare kracht verlenen aan onderhandse familiale overeenkomsten zonder aanhangig geding: taak van de rechter of de notaris?
A. Homologatie van overeenkomsten betreffende spoedeisend geachte geschillen – artikel 1253ter/3, § 3 Ger.W.
B. Alternatieve rechtsgrond: de homologatie van ouderschapsovereenkomsten tussen niet-samenlevende ouders – artikel 374, § 2 BW
C. Tussenconclusie: monopolie van de notaris om een onderhandse familierechtelijke overeenkomst zonder aanhangig geding met uitvoerbaarheid te bekleden
III. Discrepantie tussen de inhoud van de overeenkomst en de feitelijke toestand versus het belang van het kind: over de bomen en het bos
IV. De impact van de deloyale houding van een procespartij op de homologatie
V. Besluit