Cass., 01/12/2015, AR P15.1335, juridat
samenvatting:
Uit de bepalingen van artikel 12, tweede lid, Grondwet en de artikelen 1, 1°, en 2 Voorlopige Hechteniswet, die een algemene draagwijdte hebben en ook van toepassing zijn op minderjarigen, volgt dat indien de jeugdrechter niet binnen de termijn van vierentwintig uren na vrijheidsberoving wettig heeft beslist tot de plaatsing van een minderjarige in een gesloten afdeling van een openbare gemeenschapsinstelling de minderjarige in vrijheid moet worden gesteld, ook al kan tegenover hem een opvoedende maatregel worden genomen; de jeugdrechter in hoger beroep die vaststelt dat de beschikking van de jeugdrechter tot plaatsing van een minderjarige in een gesloten afdeling van een openbare gemeenschapsinstelling nietig is wegens niet-naleving van het hoorrecht van de minderjarige, kan niet met terugwerkende kracht beslissen tot de plaatsing van een minderjarige in een gesloten afdeling van een openbare gemeenschapsinstelling (1). (1) Zie Cass. 15 mei 2002, AR P.02.0507.F, AC 2002, nr. 296; Cass. 31 augustus 2010, AR P.10.1472.N, AC 2010, nr. 491.
tekst arrest
Nr. P.15.1335.N
M-L A,
minderjarige,
eiseres,
in aanwezigheid van
1. E A,
ouder van de minderjarige, burgerrechtelijk aansprakelijke partij,
2. B V,
ouder van de minderjarige, burgerrechtelijk aansprakelijke partij.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent, jeugdkamer, van 23 september 2015.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Middel
1. Het middel voert schending aan van artikel 5 EVRM, artikel 12 Grondwet, de artikelen 1, 1°, en 2 Voorlopige Hechteniswet en de artikelen 37 en 52 en vol-gende Jeugdbeschermingswet: hoewel het arrest vaststelt dat de beschikking van de jeugdrechter van 7 september 2015 en de verbeterende beschikking van de jeugdrechter van 8 september 2015 onwettig zijn en dus vaststaat dat de eiseres niet mocht worden opgesloten in een gesloten afdeling, beveelt het arrest ten onrechte niet de invrijheidstelling van de eiseres; artikel 1, 1°, Voorlopige Hechte-niswet heeft een algemene draagwijdte en is ook van toepassing op de minderjari-ge: de vrijheidsbeneming van de minderjarige mag in geen geval langer duren dan vierentwintig uur; de sanctie van de onwettigheid van de maatregel van plaatsing bestaat in de invrijheidstelling; de devolutieve werking van het hoger beroep kan daaraan geen afbreuk doen.
2. Uit artikel 12, tweede lid, Grondwet volgt dat niemand kan worden aange-houden tenzij in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.
Uit de artikelen 1, 1°, en 2 Voorlopige Hechteniswet volgt dat in beginsel binnen de vierentwintig uur na de vrijheidsbeneming door de rechter moet worden beslist over de verdere vrijheidsberoving.
Deze bepalingen hebben een algemene draagwijdte en zijn ook van toepassing op minderjarigen.
3. Uit deze bepalingen volgt dat indien de jeugdrechter niet binnen de termijn van vierentwintig uren na vrijheidsberoving wettig heeft beslist tot de plaatsing van een minderjarige in een gesloten afdeling van een openbare gemeenschapsin-stelling de minderjarige in vrijheid moet worden gesteld, ook al kan tegenover hem een opvoedende maatregel worden genomen.
De jeugdrechter in hoger beroep die vaststelt dat de beschikking van de jeugd-rechter tot plaatsing van een minderjarige in een gesloten afdeling van een open-bare gemeenschapsinstelling nietig is wegens niet-naleving van het hoorrecht van de minderjarige, kan niet met terugwerkende kracht beslissen tot de plaatsing van een minderjarige in een gesloten afdeling van een openbare gemeenschapsinstel-ling.
Het arrest dat anders oordeelt, is niet naar recht verantwoord.
Het middel is gegrond.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie-tigde arrest.
Laat de kosten ten laste van de Staat.
Zegt dat er geen grond is tot verwijzing.
Bepaalt de kosten op 71,50 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer