De eigendomsoverdracht tot zekerheid is een juridische constructie waarvan de rechtsgeldigheid en, vooral, de tegenwerpbaarheid aan derden reeds lange tijd ter discussie stonden.
Deze bijdrage analyseert hoe het, onder de wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake, is gesteld met de eigendomsoverdracht tot zekerheid van een schuldvordering.
In deze wet bepaalt de wetgever dat een eigendomsoverdracht tot zekerheid van schuldvordering aan de overnemer enkel een pandrecht op de overgedragen schuldvordering verleent.
De centrale vraag in deze bijdrage is of hiermee alle discussies zijn opgelost.
Na een overzicht te hebben gegeven van de stand van zaken tot aan deze wet en na een analyse van deze nieuwe bepaling, is het besluit van de auteur dat dit alvast niet het geval is.
Zoals in de bijdrage uiteengezet, geeft deze bepaling aanleiding tot interpretatieproblemen inzake o.a. de precieze gevolgen die aan de bepaling gekoppeld moeten worden (betreft de conversie enkel de rechtsgevolgen en zo ja, binnen welke rechtsverhouding?), het toepassingsgebied van de bepaling en het (beperkte) voorwerp van de in de bepaling bedoelde eigendomsoverdracht tot zekerheid.
Daarnaast blijft opmerkelijk dat er ten aanzien van de financiële sector nog altijd een gunstregime werd behouden, niettegenstaande het opzet een uniforme regeling uit te werken.