Quantcast
Channel: Burgerlijk recht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 1217

Schuldbekentenis en bewijs via e-mail

$
0
0
Plaats van uitspraak: Gent
Instantie: Hof van beroep
Datum van de uitspraak: 
maa, 28/10/2013
A.R.: 
2009/AR/1830

Art. 1326, eerste lid BW bepaalt dat een onderhands biljet of een onderhandse belofte waarbij een enkele partij zich tegenover de andere verbindt om haar een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen, geheel moet geschreven zijn met de hand van de ondertekenaar, of ten minste dat deze, benevens zijn handtekening, met de hand een “goed voor” of een “goedgekeurd voor” geschreven moet hebben, waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak voluit in letters is uitgedrukt.

Quid met een schuldbekentenis middels een e-mailbericht?

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen een elektronische handtekening en een elektronisch bericht. Een elektronische handtekening is volgens artikel 1322, tweede lid, B.W. "een geheel van elektronische gegevens (is) dat aan een bepaalde persoon kan worden toegerekend en het behoud van de integriteit van de inhoud van de akte aantoont" en volgens artikel 2, 1 ° Wet certificatiediensten "gegevens in elektronische vorm, vastgehecht aan of logisch geassocieerd met andere elektronische gegevens, die worden gebruikt als middel voor authentificatie."

Om van een elektronische handtekening te kunnen spreken moet, nog afgezien van het onderscheid tussen een gewone elektronische handtekening, een geavanceerde elektronische handtekening en een gekwalificeerde elektronische handtekening, minstens gebruik worden gemaakt van een verzameling elektronische gegevens, met de bedoeling een handtekening te plaatsen en dus de instemming met de ondertekenende gegevens uit te drukken. Voorbeelden van een gewone elektronische handtekening zijn gescande handtekeningen, pincode en biometrische identificatie door technieken van symmetrische en asymmetrische encryptie (vgl. F. Bruloot, "E-commerce en E-handtekening" in Contractenrecht in beweging, Kluwer 2004, p. 170-171).



Het plaatsen van een elektronische handtekening gebeurt technisch door aan een elektronisch bericht een bestand toe te voegen, waardoor het verzonden bericht in werkelijkheid bestaat uit twee bestanden: het bericht zelf, aangevuld met het bestand.

Dit laatste bestand geldt dan als elektronische handtekening. Beide componenten of bestanden vormen één document dat via het internet verzonden wordt.

Dit bijkomend bestand kan in zekere zin beschouwd worden als het equivalent van het creatief aspect dat eigen is aan de handtekening in het algemeen, Een gewone handtekening is immers meer dan het schrijven van de naam alleen. Een handtekening moet een persoonlijke uitdrukking zijn. Een handtekening onderscheidt zich van de gewone verwijzing naar de naam in een geschrift door zijn karakteristieke grafische trekken (vgl. P. Van Eecke, "De elektronische handtekening in het recht", B.R.H. 2009/4, p. 322 e.v., p. 328, randnummer 6).

Indien het bericht niet voorzien is van dergelijk bijkomend bestand betreft het een eenvoudig elektronisch bericht van de afzender aan de bestemmeling zonder dat er zekerheid is dat de afzender het bericht heeft verstuurd en zonder dat kan worden nagegaan of, wanneer het bericht effectief van de afzender komt, dit niet werd gewijzigd door onbevoegden (vgl. R. De Corte, "Elektronische handtekening & identificatie in de virtuele wereld" in "Privaatrecht in de reële en virtuele wereld", XXVIlste postuniversitaire cyclus Willy Delva 2000-2001 nrs. 888-889, p. 498-499).

Ter zake bewijst M.D. in gene mate, noch maakt zij zelfs maar waarschijnlijk, dat de e-mail van 13/1/2006 een bijkomend bestand bevat met de elektronische handtekening van R.V. Het door M.D. overgelegde stuk 3 doet het bestaan van een bijkomend bestand met de handtekening van de afzender evenmin vermoeden. M.D. bewijst bijgevolg niet dat de e-mail van 13/1/2006 voorzien is van een elektronische handtekening. Het betreft daarom een gewoon elektronisch bericht, zonder meer. Het intikken van een naam onder een bericht kan een elektronische handtekening uitmaken doch enkel wanneer hieraan een bijkomend bestand gekoppeld is. Is dit niet het geval, zoals in casu, dan is er geen elektronische handtekening maar een eenvoudig elektronisch bericht.

Aldus dient besloten dat de bewuste e-mail dd. 13/1/2006 niet voorzien is van een elektronische handtekening van de afzender zodat deze niet als een (onderhandse) akte kan aangezien worden.

Een bekentenis is een eenzijdige daad waaruit een bewijs kan gehaald worden, doch als eenzijdige wilsuiting is de schuldbekentenis ook een zelfstandige bron van verbintenissen.

Als rechtshandeling en in acht genomen het feit dat het geschil zich afspeelt tussen niet-handelaars, moet de schuldbekentenis voldoen aan de gemeenrechtelijke bewijsregels van de artikelen 1341 e.v. B.W. Aangezien geen notariële akte werd opgemaakt, moet de schuldbekentenis als eenzijdige rechtshandeling voldoen aan de voorwaarden van artikel 1326 B.W. dat de verplichting oplegt met de hand van de ondertekenaar te zijn geschreven, minstens dat de ondertekenaar benevens zijn handtekening, met de hand een "goed voor" of een "goedgekeurd voor" geschreven heeft waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak in letters is uitgedrukt. Voldoet het document hieraan niet, dan is het te aanzien als een begin van schriftelijk bewijs, dat moet aangevuld worden met getuigen en/of vermoedens, wil het een volwaardig bewijsinstrument vormen.

Nog afgezien van de vraag in hoeverre de vormvereisten van artikel 1326 B.W. materieel mogelijk zijn en/of vereist blijven voor een elektronisch document- te meer door artikel 1322, tweede lid, B.W. niet wordt geraakt aan de verplichting van artikel 1326 B.W. (vgl. D. COUNYE, "De totstandkoming en het bewijs van de overeenkomst in de virtuele omgeving: overeenkomsten op afstand en de elektronische handtekening" in "Privaatrecht in de reële en virtuele wereld", XXVIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, p. 80) - dient, zoals reeds onder punt 2.1. uiteengezet, vastgesteld te worden dat door het gebrek aan een (bewezen) elektronische handtekening, de e-mail hierdoor reeds niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 1326 B.W.

De e-mail van 13/1/2006 is bijgevolg desgevallend te aanzien als een begin van schriftelijk bewijs in de zin van artikel 1347, tweede lid, B.W., aangezien deze - althans in deze veronderstelling - zou uitgaan van wijlen R.V., zijnde de persoon tegen wie het beweerde feit waarschijnlijk wordt gemaakt. Weliswaar is dit geen volwaardig bewijs op zich, maar moet dit aangevuld worden met vermoedens en/of getuigen.

 

 

Publicatie
tijdschrift: 
TBBR
Uitgever: 
Kluwer
Jaargang: 
2017-1
Pagina: 
67
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Gent 5 september 2012

AR: 2009/ AR/1830

Zet.: J. Dammekens (voorzitter), L. Billet en V. Matthys (raadsheren) Pleit.: Mrs. S. Sablon, J. Verdonck

Inzake van: M.V., V.V., L.V/M.D.

Bewijsrecht - Schuldbekentenis - Toepassing van artikel 1341 van het Burgerlijk Wetboek - Toepassing van artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek - E-mail - Begin

van bewijs door geschrift - Artikel 1347, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek - Getuigen en vermoedens

Gerelateerd

lees verder


Viewing all articles
Browse latest Browse all 1217