Voor de beoordeling of een uitzicht rechtstreeks of zijdelings is, is het niet bepalend of de uitzicht gevende opening of het venster geplaatst is in een schuin afhellend dak (1). (1) Zie Cass., 21 okt. 1909, Pas., 1909, I, 414.
1. D. B. G., en,
2. S. E.,
eisers,
tegen
V. J.-M.,
verweerder.
Het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis, op 20 september 2007 in hoger beroep gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Veurne.
De eisers voeren in hun verzoekschrift een middel aan.
- de artikelen 678 en 679 van het Burgerlijk Wetboek;
Ghijsbrecht Degeest, Toepassingsgebied en sanctie gekoppeld aan schending van wettelijk bepaalde afstand van uitzichten (art. 678 bw) en burenhinder (art. 544 bw), NJW 2018, 541.
Rechtsleer:
• V. SAGAERT, Goederenrecht in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 517, nr. 644
Rechtspraak:
• Vred. Marchienne-au-Pont 4 december 1998, JLMB 1999, 470, noot J. HANSENNE
• Brussel 20 november 2006, JLMB 2009, 462, noot Q. VAN ENIS
• Cass. 21 december 1961, Pas. 1962, I, 480
• Cass. 9 juni 1983, Arr.Cass. 198283, 1256).
• Gent 20 september 2002, TMR 2003, 151, noot
• Vred. Zelzate 27 april 2006, TBBR 2007, 532, noot J. KOKELENBERG
Rechtsleer:
• H. Vuye, "Lichten en uitzichten, rechtsmisbruik en burenhinder", T. Vred., 1993, 354
• C. Mostin, "Les jours et les vues: quelques nouveautés", JT 1993, 301
• J. Kolenberg, "Overzicht van rechtspraak. Zakenrecht, TPR, 1992, 686"
Voorafbestaande lichten en uitzchten door bestemming van de huisvader kunnen niet gesanctioneerd worden door een vordering tot afbraak.
De erfdienstbaarhied dient en beschermt privé-eigendommen en dus niet de openbare weg. Aldus is er geen wettelijk beletsel om een uitzicht te openen op een verkeersweg (Cass., 22 november 1973, Arr. Cass., 1974, 330; Pas., 1974, I, 315; R.W., 1973-74, 2207; J.T., 1974, 172).
In bepaalde gevallen kan een vordering tot afbraak tocht rechtsmisbruik uitmaken. Hierbij wordt dan rekening gehouden met het wederzijds belang, de duurtijd van een voorafbestaande situatie, de omvang van de inkijk en de beperking, de doelstelling van de wettelijke bepaling... (Cass., 19 november 1987, Arr. Cass., 1987-88, 354; Pas., 1988, I, 332; R.W., 1987-88, 1060; T. Vred., 1993, 360 e.v.; Vuye, H., `Lichten en uitzichten, rechtsmisbruik en burenhinder', T. Vred., 1993, 354). Zie ook Cass., 10 april 1981, Pas., 1981, I, 906; Concl. Adv. Gen. Dumon, F., R.W., 1981-82, 1005; J.T., 1982, 41; Arr. Cass., 1980–81, 930).
Het recht op uitzicht is een voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheid die door een dertigjarig bezit kan worden verkregen. (Cass. AR 6949, 25 mei 1990).
De eigenaar van een erf die geconfronteerd wordt inkijk en dus vensters in strijd met de bepalingen van het burgerlijkwetboek, kan niet verhinderd worden op zijn grond een muur of schutting te plaatsen waardoor de inkijk wordt verhinderd (Cass., 15 mei 1959, R.W., 1959-60, 441; Pas., 1959, I, 941).