Overeenkomstig vaste rechtspraak is de bewaarder van een zaak diegene die voor eigen rekening gebruik maakt van de zaak, het genot ervan heeft of ze onder zich houdt met recht van leiding en toezicht.
Vruchtgebruik wordt in art. 578 BW omschreven als “het recht om van een zaak, waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder de verplichting om de zaak zelf in stand te houden”. Met andere woorden, de vruchtgebruiker heeft de verplichting tot onderhoud (art. 605 BW), behalve de grove herstellingen volgens de definitie van art. 606 BW.
De rechtbank beslist op onaantastbare wijze in feite wie de bewaarder is op het ogenblik van het ontstaan van de schade, voor zover het wettelijke begrip van bewaarder van de zaak niet wordt miskend.
De hoedanigheid van bewaarder kan worden afgeleid uit wettelijke verplichtingen waarbij de rechter ook in concreto nagaat wie in feite van de zaak gebruik maakt met het voor de bewaring kenmerkende recht van toezicht, leiding en controle.
R.F. en C.B. t/ NV G.B. en Van E.L. e.v.
Gegevens en voorwerp van de vordering
De vordering strekt ertoe zowel de verzekerde van verweerster als de vrijwillig tussenkomende partijen aansprakelijk te horen verklaren voor het schadegeval dat eisers overkomen is op 24 september 2012 op grond van art. 1382-1383 BW en art. 1384, eerste lid BW.
Verweerster NV G.B. werd gedagvaard in haar hoedanigheid van verzekeraar Burgerlijke aansprakelijkheid privéleven van mevrouw M.W. als vruchtgebruikster van een weiland met bomen.