Quantcast
Channel: Burgerlijk recht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 1217

Nutteloze en foutief gemaakte kosten

$
0
0

Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:

Uitgaven en kosten.

Art. 1017. <W 24-6-1970, art. 15> Tenzij bijzondere wetten anders bepalen, verwijst ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen, die het eventueel bekrachtigt.
(Behalve wanneer het geding roekeloos of tergend is, wordt de overheid of de instelling, belast met het toepassen van de wetten en verordeningen bedoeld in de artikelen (579, 6°,) 580, 581 en 582, 1° en 2°, ter zake van vorderingen ingesteld door of tegen de sociaal verzekerden persoonlijk, steeds in de kosten verwezen. <W 2006-12-27/30, art. 128, 082; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
Met sociaal verzekerden worden bedoeld : de sociaal verzekerden in de zin van artikel 2, 7°, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "Handvest" van de sociaal verzekerde.) <W 2006-12-13/35, art. 129, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De kosten kunnen worden omgeslagen zoals de rechter het raadzaam oordeelt, hetzij wanneer de partijen onderscheidenlijk omtrent enig geschilpunt in het ongelijk zijn gesteld, hetzij over echtgenoten, bloedverwanten in de opgaande lijn, broeders en zusters of aanverwanten in dezelfde graad.
(Vierde lid opgeheven) <W 2005-02-21/36, art. 23, 071; Inwerkingtreding : 30-09-2005>
In een onderzoeksvonnis wordt de beslissing inzake kosten steeds aangehouden.

Art. 1018. De kosten omvatten :
1° (de diverse, griffie- en registratierechten, alsook de zegelrechten die voor de afschaffing van het Wetboek der zegelrechten zijn betaald); <W 2006-12-19/33, art. 67, 083 ; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
2° de prijs en de emolumenten en lonen van de gerechtelijke akten;
3° de prijs van de uitgifte van het vonnis;
4° de uitgaven betreffende alle onderzoeksmaatregelen, onder meer het getuigen- en deskundigengeld;
5° de reis- en verblijfkosten van de magistraten, de griffiers en van de partijen, wanneer hun reis door de rechter bevolen is, en de kosten van de akten, wanneer deze uitsluitend met het oog op het geding opgemaakt zijn;
6° (de rechtsplegingsvergoeding, zoals bepaald in artikel 1022;) <W 2007-04-21/85, art. 5, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13>
7° (het ereloon, de emolumenten en de kosten van de bemiddelaar die aangewezen is overeenkomstig artikel 1734.) <W 2005-02-21/36, art. 7, 071; Inwerkingtreding : 30-09-2005>
(De bedragen die als basis dienen voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde kosten worden omgerekend in (euro) de dag dat het vonnis of het arrest dat in de kosten verwijst, wordt uitgesproken.) <W 1991-07-12/30, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 19-08-1991> <KB 2000-07-20/58, art. 3, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art. 1019. De registratierechten die gerekend worden tot de kosten, omvatten : het algemeen vast recht, de specifieke vaste rechten en de rechten verschuldigd op de vonnissen die veroordeling, vereffening of toewijzing van sommen of roerende waarden inhouden.

Art. 1020. De verwijzing in de kosten wordt van rechtswege verdeeld per hoofd, tenzij het vonnis anders beschikt.
Zij wordt hoofdelijk uitgesproken, indien de voornaamste veroordeling zelf hoofdelijkheid medebrengt.

Art. 1021. <W 04-07-1972, enig art.> Partijen kunnen een omstandige opgave indienen van hun onderscheiden kosten, met inbegrip van de (rechtsplegingsvergoeding, zoals bepaald) in artikel 1022. In dat geval worden de kosten in het vonnis vereffend. <W 2007-04-21/85, art. 6, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13>
Werden de kosten in het vonnis niet of slechts gedeeltelijk vereffend, dan wordt de beslissing over de kosten, waarover niet werd gestatueerd, geacht te zijn aangehouden. In dat geval geschiedt de vereffening, op de vordering van de meest gerede partij, door de rechter die de uitspraak heeft gedaan, voor zover zijn beslissing niet werd bestreden; de rechtspleging wordt hervat en voortgezet overeenkomstig artikel 750 en volgende.

Art. 1022.<W 2007-04-21/85, art. 7, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13> De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij.
Na het advies te hebben ingewonnen van de Orde van Vlaamse Balies en van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, stelt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de basis-, minimum- en maximumbedragen vast van de rechtsplegingsvergoeding, onder meer in functie van de aard van de zaak en van de belangrijkheid van het geschil.
(Op verzoek van een van de partijen, dat in voorkomend geval wordt gedaan na ondervraging door de rechter, kan deze bij een met bijzondere redenen omklede beslissing) ofwel de vergoeding verminderen, ofwel die verhogen, zonder de door de Koning bepaalde maximum- en minimumbedragen te overschrijden. Bij zijn beoordeling houdt de rechter rekening met : <W 2008-12-22/39, art. 2, 101; Inwerkingtreding : 22-01-2009>
- de financiële draagkracht van de verliezende partij, om het bedrag van de vergoeding te verminderen;
- de complexiteit van de zaak;
- de contractueel bepaalde vergoedingen voor de in het gelijk gestelde partij;
- het kennelijk onredelijk karakter van de situatie.
Indien de in het ongelijk gestelde partij van de tweedelijns juridische bijstand geniet, wordt de rechtsplegingsvergoeding vastgelegd op het door de Koning vastgestelde minimum, tenzij in geval van een kennelijk onredelijke situatie. De rechter motiveert in het bijzonder zijn beslissing op dat punt.
Wanneer meerdere partijen de rechtsplegingsvergoeding ten laste van dezelfde in het ongelijk gestelde partij genieten, bedraagt het bedrag ervan maximum het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen aanspraak kan maken. Ze wordt door de rechter tussen de partijen verdeeld.
Geen partij kan boven het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding worden aangesproken tot betaling van een vergoeding voor de tussenkomst van de advocaat van een andere partij.

Deze bepaling werd middels de potpourriwet van 25/12/2016 gewijzigd/aangevuld middesl volgende bepaling:

Art. 81. Artikel 1017, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 juni 1970, wordt aangevuld met de volgende zin :
"Niettemin worden nutteloze kosten, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022, zelfs ambtshalve ten laste gelegd van de partij die ze foutief heeft veroorzaakt.".
 

Art. 780bis Ger. W., ingevoegd door de wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het bestrijden van de gerechtelijke achterstand, bepaalt: «De partij die de rechtspleging aanwendt voor kennelijk vertragende of onrechtmatige doeleinden kan worden veroordeeld tot een geldboete van 15 euro tot 2.500 euro, onverminderd de schadevergoeding die gevorderd zou worden».

Rechtsleer: 

Zie ook in TPR 1989

1595Te goeder trouw procederen (klik hier)
Hammerstein A.
Rechtspraak: 

Hof van Cassatie, 1e Kamer – 28 juni 2013, RW 2014-2015, 21

samenvatting

Uit art. 780bis Ger.W. volgt dat een procespartij die procesmisbruik pleegt zowel kan worden veroordeeld tot een geldboete als tot schadevergoeding, wanneer dit gevorderd wordt.

Procesmisbruik is voorhanden wanneer een procespartij procedeert zonder redelijk of afdoende belang dan wel op een wijze die kennelijk de perken van een normale uitoefening door een voorzichtige en zorgvuldige procespartij te buiten gaat, zoals bij het aanwenden van de rechtspleging voor kennelijk vertragende of onrechtmatige doeleinden, waardoor zowel het belang van de partijen als een behoorlijke en efficiënte rechtsbedeling in het gedrang komen. Bij deze beoordeling moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van de zaak.

tekst arrest

AR nr. C.12.0502.N

A.S. t/ E.R.

I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 22 juli 2011.

...

III. Beslissing van het Hof

Beoordeling

1. Art. 780bis, eerste en tweede lid Ger.W. bepaalt dat de partij die de rechtspleging aanwendt voor kennelijk vertragende of onrechtmatige doeleinden kan worden veroordeeld tot een geldboete van 15 euro tot 2.500 euro, onverminderd de schadevergoeding die gevorderd zou worden.

In dat geval wordt daarover in dezelfde beslissing uitspraak gedaan voor zover schadevergoeding voor tergend en roekeloos geding wordt gevorderd en toegekend. Indien dit niet het geval is, worden de partijen verzocht toelichting te geven overeenkomstig art. 775 Ger.W.

2. Hieruit volgt dat een procespartij die procesmisbruik pleegt zowel kan worden veroordeeld tot een geldboete als tot schadevergoeding, wanneer dit gevorderd wordt.

Procesmisbruik is voorhanden wanneer een procespartij procedeert zonder redelijk of afdoende belang dan wel op een wijze die kennelijk de perken van een normale uitoefening door een voorzichtige en zorgvuldige procespartij te buiten gaat, zoals bij het aanwenden van de rechtspleging voor kennelijk vertragende of onrechtmatige doeleinden, waardoor zowel het belang van de partijen als een behoorlijke en efficiënte rechtsbedeling in het gedrang komen. Bij deze beoordeling moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van de zaak.

3. De appelrechter die aan de hand van een reeks elementen en uittreksels uit voorgaande uitspraken in de opeenvolgende procedures in het raam van de echtscheiding afleidt dat de eiser zelf de rechtspleging aanwendt voor kennelijk vertragende of onrechtmatige doeleinden, weegt de in het geding zijnde belangen tegen elkaar af en verantwoordt naar recht zijn beslissing dat de verweerster door aldus hoger beroep in te stellen, niet kennelijk de perken is te buiten gegaan van een normale uitoefening door een voorzichtige en zorgvuldige procespartij.

Het middel kan niet worden aangenomen.

Gerelateerd

lees verder


Viewing all articles
Browse latest Browse all 1217