De rechtsvordering wegens wegmaking of verberging van goederen van de nalatenschap kan gelijktijdig met de verdeling worden ingesteld, maar zij kan ook, hetzij vóór hetzij na de verdeling worden ingesteld, met dien verstande dat iedere erfgenaam dan slechts kan opkomen voor zijn herberekend eigen aandeel in de weggemaakte of verborgen gehouden zaak (1). (1) Zie Cass. 12 december 1996, AR C.96.0040.F, AC 1996, nr. 504.
Op grond van de wetsbepaling die, onder de in de wet bepaalde voorwaarden, voorziet in de hoofdelijke aansprakelijkheid van de testamentuitvoerders, kan slechts vergoeding worden gevorderd voor de schade die voortvloeit uit de slechte uitvoering van hun mandaat met betrekking tot de roerende goederen van de nalatenschap; hieruit volgt dat op grond van artikel 1033 Burgerlijk Wetboek lastens een testamentuitvoerder slechts een aansprakelijkheidsvordering kan worden ingesteld en dat een erfgerechtigde die, in geval van heling van roerende goederen van de nalatenschap door een testamentuitvoerder die ook zelf erfgerechtigd is, op grond van dit artikel geen aanspraak kan maken op het aandeel van de erfgerechtigde testamentuitvoerder in de weggemaakte of verborgen gehouden goederen, aangezien dergelijke vordering niet strekt tot vergoeding van schade.
Nr. C.14.0443.N
1. M. V. D. H.,
2. M. V. H., ,
3. A. V. H.,
4. H. V. H.,
allen optredend in eigen naam en in hun hoedanigheid van rechtsopvolger van wijlen J. V. H.,
eisers,
tegen
1. J. D. K.,
2. Y. D. S.,
verweersters.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen de arresten van het hof van beroep te Gent van 16 februari 2012 en 24 april 2014.
II. CASSATIEMIDDELEN
Tijdschrift voor Belgisch Burgerlijk Recht [TBBR] MASSCHELEIN, Mary Ann; Noot 'De bijzondere sanctie van artikel 792 Burgerlijk Wetboek' 2016, nr. 6, p. 334-339.