Wanneer een verzekerde het slachtoffer buiten de verzekeraar om, en derhalve met miskenning van het recht van de verzekeraar om het geschil te (blijven) leiden, een vergoeding toezegt of toekent leidt zulks niet tot een verval van dekking, doch enkel tot de niet-tegenwerpelijkheid aan de verzekeraar van het akkoord tussen de verzekerde en het slachtoffer (art. 85 WLVO).
De algemene voorwaarden voorzien overigens ook helemaal niet in zulk een verval (zie stuk 2 dossier TT.Club, p. 20, art. 4), doch indien de polis wel een verval in die situatie zou bedingen, zou dit verval slechts uitwerking kunnen hebben indien de verzekeraar zou aantonen dat er een oorzakelijk verband is tussen de tekortkoming van de verzekerde en het schadegeval (art. 11 WLVO; zie ook in die zin: Cass. 12 oktober 2007, www.cass.be). Van zulk een oorzakelijk verband ligt niet het geringste bewijs voor.
Het gevolg is dus dat de schaderegeling tussen H. en P. niet tegenwerpelijk is aan TT.Club, en haar op zich dus geen nadeel kan toebrengen. TT.Club wordt er op zich niet door belet om de aansprakelijkheid van H. en de omvang van de schade te betwisten, doch een verval van dekking vloeit er niet uit voort.
Het uitgangspunt blijft dat de schade door de verzekerde zonder akkoord van de verzekeraar werd vergoed aan het slachtoffer. Het feit dat die regeling met het slachtoffer juridisch en economisch te verantwoorden viel doet daaraan geen afbreuk.
(TT.Club-T.M.S. Ltd. (vennootschap naar buitenlands recht) / H.L. NV)
1.