Artikel 392 Strafwetboek bepaalt: “Opzettelijk worden genoemd het doden en het toebrengen van letsel met het oogmerk om een bepaald persoon of een persoon die zal worden aangetroffen of ontmoet, aan te randen, ook al was dit oogmerk afhankelijk van enige omstandigheid of van enige voorwaarde en zelfs al heeft de dader zich vergist omtrent de persoon die het slachtoffer van de aanranding is geworden.”
Uit die bepaling volgt dat hij die beoogt een wel bepaalde persoon te doden of letsel toe te brengen, maar door een externe oorzaak een andere doodt of letsel toebrengt, opzettelijk handelt. De omstandigheid dat hij een andere heeft getroffen dan de persoon die door hem werd beoogd, belet niet dat de dader opzettelijk heeft gehandeld in de zin van artikel 392 Strafwetboek.
De omstandigheid dat het onderzoeksgerecht een inverdenkinggestelde heeft verwezen naar het hof van assisen om er terecht te staan voor een bepaald feit, terwijl het de rechtspleging niet heeft geregeld voor een andere voor dit feit door de onderzoeksrechter inverdenkinggestelde persoon, levert als dusdanig geen miskenning op van het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging inclusief het recht op tegenspraak van de burgerlijke partijen, die hun burgerlijke rechtsvordering op dit feit steunen.
Zo het onderzoeksgerecht alsnog mocht beslissen om de inverdenkinggestelde, voor wie de rechtspleging niet werd geregeld, naar het hof van assisen te verwijzen, kunnen de burgerlijke partijen bij die behandeling door het hof van assisen al hun rechten laten gelden. Dit hof van assisen is bij zijn beoordeling niet gebonden door wat een eerder hof van assisen heeft beslist over een andere beschuldigde.
(H.C., B.C., E.C., D.G., H.S. / S.K., A.K.)
I. Rechtspleging voor het Hof
De cassatieberoepen zijn gericht tegen de arresten van het hof van assisen van de provincie Oost-Vlaanderen van 15 oktober 2013 (hierna arrest I), 22 oktober 2013 (hierna arrest II) en 23 oktober 2013 (hierna arrest III).
De eisers doen in hun memorie afstand van hun cassatieberoepen in zoverre gericht tegen het arrest III dat de verweerders tot straf veroordeelt.