Het bestaan van een contractuele, wettelijke of reglementaire verplichting sluit het bestaan niet uit van een schade in de zin van artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover uit de inhoud of uit de draagwijdte van de overeenkomst, de wet of het reglement niet blijkt dat de uitgaven of prestaties die moeten worden gedaan, definitief ten laste moeten blijven van degenen die zich daartoe hebben verbonden of die daartoe door de wet of het reglement worden verplicht.
Nr. C.09.0486.N
VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de minister-president, voor wie optreedt de minister, voor Mobiliteit en Openbare Werken, met kantoor te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20, bus 1,
eiser,
tegen
STAD AALST, vertegenwoordigd door het College van burgemeester en schepenen, met kantoor te 9300 Aalst, Grote Markt 3,
verweerster,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Tijdschrift voor Bouwrecht en Onroerend Goed [TBO] VANHEUSDEN, Bernard; DEKONINCK, Dennis; Noot 'Over het herstel van putten in de weg en andere gebrekkige zaken: de gemeente heeft recht op terugbetaling door de bewaarder' 2012, nr. 5, p. 192-197.
Politierechtbank West-Vlaanderen Afdeling Brugge, 1e Burgerlijke Kamer – 9 november 2015, RW 2016-2017, 1395
Gemeente Pittem t/ VZW Belgisch Bureau van de Autoverzekeraars
…
A. Gegevens en voorwerp van de vordering
De vordering van eiseres strekt ertoe verweerster te veroordelen tot betaling van een bedrag van 616,25 euro in hoofdsom, als schadevergoeding voor een verkeersongeval te Pittem op 1 augustus 2014.
De vordering is gebaseerd op een fout van de verzekerde van verweerster in de zin van artt. 1382-1383 BW, bestaande in een overtreding van art. 45.1.4o en art. 45.1 Wegverkeersreglement, alsook op het rechtstreeks vorderingsrecht van de benadeelde tegen de verzekeraar (art. 150 Verzekeringswet).
Verweerster betwist de aansprakelijkheid (van haar verzekerde) voor het ongeval en de eruit voortspruitende schade. Zij is van oordeel dat eiseres geen vergoedbare schade in de zin van art. 1382 BW opliep.
...
B. Beoordeling
1. Op 1 augustus 2013 omstreeks 14 u 15 gebeurde te Pittem (...) een verkeersongeval waarin een zekere C.G., bestuurder van een Mercedes 200, en O.P., bestuurder van een trekker met aanhangwagen, betrokken waren. Ter plaatse konden de verbalisanten vernemen van O. (Poolse bestuurder die geen Nederlands sprak) dat hij reed in opdracht van zijn werkgever BV G.B., met maatschappelijke zetel in Nederland, (...). De vrachtwagencombinatie was verzekerd bij de Nederlandse verzekeringsmaatschappij (...), waarvoor verweerster als vertegenwoordigster optreedt in België.
O. kon zich deels uitdrukken in het Engels. Uit zijn relaas konden de verbalisanten opmaken dat hij kort diende te remmen voor zijn voorligger (C.) en dat zijn lading bonen hierdoor is beginnen schommelen en uiteindelijk op de weg terechtkwam.
De verbalisanten konden vaststellen dat de volledige lading (17 ton) bonen op de rijbaan terechtgekomen was. De aanhangwagen was volledig leeg. Op de vraag of zijn lading overdekt was met een zeil, antwoordde O. negatief. De verbalisanten konden vaststellen dat het dekzeil opgerold lag op zijn opslagplaats.
Het wegdek lag besmeurd met 17 ton bonen en de brandweer van de gemeente Pittem (eiseres) diende het wegdek op te ruimen.
Eiseres vordert van verweerster de kosten terug van de brandweerinterventie voor reiniging van het wegdek. Zij verwijst daarvoor naar een schadebestek voor een totaal bedrag van 516,25 euro, gesplitst in (1) vergoeding van autopomp, tankwagen, ander voertuig en water en (2) uurlonen van één sergeant, twee korporaals, vier brandweerlui en één stagiair brandweerman.
Eiseres baseert zich op art. 1382 BW (fout, schade en oorzakelijk verband) voortspruitend uit de miskenning van de verplichting van de bestuurder om zijn lading zodanig te schikken dat ze niet op de openbare weg kan slepen of vallen (art. 45.1.4o Wegverkeersreglement).
Volgens verweerster maken de kosten gepaard gaande met de interventie van de brandweer van eiseres geen vergoedbare schade uit in de zin van art. 1382 BW.
2. De bestuurder van de vrachtwagencombinatie, verzekerde van verweerster, was verantwoordelijk voor het verlies van lading. Het is geenszins bewezen dat hij kort moest remmen door de fout van een andere weggebruiker. Bovendien was zijn lading door eigen nalatigheid onvoldoende beveiligd.
Verweerster betwist niet dat de brandweer dringend diende op te treden om de rijbaan weer proper te maken. Deze interventie kaderde in de verplichting van de gemeente om overeenkomstig art. 135, § 2 Nieuwe Gemeentewet de veiligheid van het wegennet op haar grondgebied te waarborgen.
Verweerster betwist wel dat eiseres de mogelijkheid zou hebben om de brandweerkosten terug te vorderen van diegene die verantwoordelijk is voor de feiten die de tussenkomst van de brandweer noodzakelijk maakten. De brandweer van de gemeente zou volgens verweerster gehandeld hebben in het kader van haar “wettelijke veiligheidsplicht”, waarbij zij verwijst naar de wet van 31 december 1963 “betreffende de civiele bescherming” en het KB van 25 april 2007 “tot vaststelling van de opdrachten van de hulpdiensten die kunnen verhaald worden en die welke gratis zijn”.
In dit verband dient te worden gewezen op de leer van de zogenaamde loondoorbetalingsarresten van het Hof van Cassatie. Het Hof verliet in 2001 de leer van de verbreking van het causaal verband en benaderde van dan af de problematiek vanuit het schadebegrip: de uitgaven kunnen een vergoedbare schade uitmaken, behalve wanneer uit de strekking van de wettelijke of reglementaire verplichting blijkt dat de uitgaven definitief voor rekening moeten blijven van degene die ze moet verrichten (Cass. 19 februari 2001, Verkeersrecht 2001/83 en 2001/84; I. Boone, “Artikel 1382 B.W. en het verhaal van de werkgever uit de overheidssector jegens de derde aansprakelijke” (noot onder Cass. 9 maart 1999), R.Cass. 2000, 201; Cass. 10 december 2001, RW 2003-04, 583; I. Boone, “De eigen schade van de publiekrechtelijke werkgever” (noot onder Cass. 10 april 2003), RABG 2003, 1081).
Het komt er dus op aan te weten wanneer een uitgave of prestatie die de overheid doet, definitief ten haren laste moet blijven, en wanneer zij die van de derde aansprakelijke kan terugvorderen. Of een bepaalde uitgave al dan niet definitief ten laste blijft van diegene die ze deed, is een rechtsvraag. Het staat aan de rechter om te oordelen, door middel van een uitlegging van de overeenkomst, de wet of het reglement, of de gedane uitgave, blijkens de inhoud of strekking van de overeenkomst, de wet of het reglement, al dan niet definitief voor rekening moet blijven van diegene die ze heeft moeten doen (Cass. 18 september 2007, RW 2007-08, 987, NJW 2007, 748, noot IB).
Art. 2 van het KB van 25 april 2007 geeft een opsomming van acht opdrachten die door de hulpdiensten gratis moeten worden uitgevoerd. Verweerster catalogeert de actie van de brandweer onder de rubriek “technische hulpverleningswerkzaamheden”, zoals bepaald in art. 2bis van de wet van 31 december 1963. Art. 2, 2o van het KB van 25 april 2007 bepaalt dat de technische hulpwerkzaamheden gratis zijn, op voorwaarde dat het gaat om een noodoproep om mensen te beschermen of te redden. Men kan aannemen dat interventies die volgens deze regeling “gratis” zijn, in beginsel definitief voor rekening moeten blijven van de overheid en dus geen vergoedbare schade vormen (I. Boone en B. Wylleman, “De vergoeding van afgeleide schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht” in H. Vuye en Y. Lemense (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 237).
Er zijn verschillende redenen waarom sommige interventies gratis worden gedaan. Gratis hulpverlening zorgt ervoor dat mensen en goederen adequaat worden beschermd. Mensen mogen immers niet aarzelen om de hulpdiensten te contacteren vanwege de vrees te moeten betalen (M. Verbruggen en I. Herrygers, “Brandweerinterventies: betalen “begunstigden” de rekening?” T.Gem. 2011, 77). In casu ging het niet om gratis technische hulp ingevolge een noodoproep om mensen te beschermen, maar om een verhaalbare interventie, zoals daar zijn: reinigen van de rijbaan, beveiliging van omvallende schouwen, leegpompen van kelders, verwijderen van wespennesten, bevrijden van dieren, e.d. (M. Verbruggen en I. Herrygers, “Brandweerinterventies: betalen “begunstigden” de rekening?”, T.Gem. 2011, 78, voetnoot 10). Deze interventies zijn niet opgesomd in art. 2 van het KB van 25 april 2007.
Kosten van opdrachten die de Koning niet verplicht gratis stelde, kunnen worden verhaald op de begunstigde. Art. 3 van het KB van 25 april 2007 bepaalt immers dat opdrachten die niet opgesomd zijn in art. 2 kunnen worden verhaald ten laste van hun begunstigden. De maatschappij dient immers niet op te draaien voor de interventies die louter ten goede komen aan een private partij. Onder begunstigde dient te worden verstaan: de fysieke persoon of de rechtspersoon in wiens belang de interventie uitgevoerd wordt (art. 1, § 1 van het KB van 25 april 2007). De verzekerde van verweerster was verantwoordelijk voor de vervuiling van het wegdek en moest normaal gezien instaan voor de opruiming ervan. Nu zij dat niet deed of niet kon, moest de brandweer het in haar plaats doen. Zij was dus de begunstigde in de zin van art. 1, § 1 van het KB van 25 april 2007.
Art. 4 van het KB van 25 april 2007 bepaalt nog dat de hulpverleningszone, van de opdrachten bedoeld in art. 3 (verhaalbare opdrachten), een lijst opstelt met de opdrachten waarvan de kosten verhaald worden en met hun tarief. Uit deze bepaling volgt echter niet dat het opstellen van een dergelijke lijst een noodzakelijke voorwaarde zou zijn om de gemeente de mogelijkheid te bieden om met succes haar kosten te verhalen.
In dit verband is de verwijzing van verweerster naar een bijzonder “retributiereglement inzake brandpreventie – dienstjaren 2013 en 2014”, met als argument dat de gemeente Pittem enkel een verhaalsmogelijkheid bedong “voor tussenkomsten van haar brandweer in verband met brandpreventie of brandinspectie”, niet relevant. Dit retributiereglement heeft betrekking op de vergoeding die de gemeente van bepaalde inwoners individueel vordert als tegenprestatie voor een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang levert of voor een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hen heeft toegestaan en waarvan het bedrag in redelijke verhouding tot het belang van de verstrekte dienst moet staan (vergelijk: Cass. 20 november 1972, Arr.Cass. 1973, 279; Cass. 10 september 1998, Arr.Cass. 1998, 877). Overigens zijn de kosten voor technische interventies gereglementeerd volgens bijdrage I bij het KB van 25 april 2007, “Reglement voor verhaal van de kosten van bepaalde interventies van de operationele eenheden van de civiele bescherming”.
Uit dit alles volgt dat eiseres gerechtigd is haar kosten, die rechtstreeks veroorzaakt zijn door het ongeval waarvoor de verzekerde van verweerster aansprakelijk is, terug te vorderen van verweerster.
Cijfermatig is er over de vordering van eiseres geen betwisting.