De omstandigheid dat de woonstvergoeding die een uitkeringsgerechtigde ex-echtgenoot op grond van artikel 577-2, §3 en §5, Burgerlijk Wetboek verschuldigd is vanaf het definitief worden van de echtscheiding, wegens de exclusieve bewoning van de nog onverdeelde voormalige echtelijke woonst, niet effectief maandelijks wordt betaald, maar een te verrekenen schuld is die bij de vereffening en verdeling in mindering zal worden gebracht op zijn aandeel in de onverdeeldheid, verhindert in beginsel niet dat de rechter de met de nog te verrekenen woonstvergoeding corresponderende woonlast in aanmerking neemt bij het beoordelen van de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde ex- echtgenoot en het bepalen van de hem toekomende onderhoudsuitkering na echtscheiding; daardoor wordt geen rekening gehouden met een toekomstige en onzekere wijziging in de financiële toestand van de partijen; dat artikel 301, §7, tweede lid, Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid biedt de uitkering tot levensonderhoud aan te passen indien de vereffening en verdeling aanleiding geeft tot een wijziging van de financiële toestand van de partijen die dit rechtvaardigt, doet daaraan niet af.
Nr. C.13.0304.N
J. M.,
eiser,
tegen
D. V.,
verweerster,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren van 4 maart 2013.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
• Tijdschrift voor Familierecht [T. Fam.] BECKERS, Sien; Noot 'De rol van de woonstvergoeding bij de begroting van de onderhoudsuitkering na EOO' 2017, nr. 3, p. 69-74.
• C. Van Roy, De onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting: de voowaardelijke "ja" voor de levensstandaard vervangen door een "ja, maar", T. Fam. 2014/5, 107, Noot onder de weergave van dit arrest in zelfde tijdschrift.
• S. Brouwers, Rechtsmisbruik” en de principiële onwijzigbaarheid van de uitkering na een (oude) EOT, RABG 2011/05, 357 (noot onder Brussel, 19/10/2010, RABG 2011/5,357)
• Gerd Verschelden, Cassatie aanvaardt afschaffing alimentatie na rechtsmisbruik bij EOT overeenkomst, Juristenkrant 228, 20 april 2011, pagina 3 en Cass. 14 oktober 2010.De auteur wijst erop dat dit arrest, dat weliswaar kan toegejuicht worden, toch inhoudt dat een contractueel recht werd verbeurd, hetgeen een wrang gevoel heeft en waarbij de vraag kan gesteld worden waarom geen toevlucht werd gezocht tot een procedure tot vermindering van onderhoudsgeld. Persoonlijk begrijpen wij deze opmerking, doch deze opmerking benatwoordt de problemen niet bij een reeds verleende titel, een nog niet gewijzigd onderhoudsgeld, een uitvoering voor achterstallige betalingen, naast de moeilijkheden verbonden aan een procedure tot vermindering van een persoonlijk onderhoudsgeld na EOT.
Dit arrest werd gepubliceerd in het Tijdschrift voor Familierecht en aldaar voorzien van een noot van P. Sennaeve, Aangaande het bepalen van het onderhoudsgerechtigd zijn en aangaande de begroting van de onderhoudsuitkering na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting, T. Fam. 2014/3-4, 98. In deze noot maakt de auteur het onderscheid tussen het principieel gerechtigd zijn op onderhoudsgeld en de wijze van begroting van de onderhoudsuitkering.
• Hof van Cassatie, 1e Kamer – 6 maart 2014, RW 2014-2015, 1462
AR nr. C.12.0184.N
A. t/ D.
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep te Gent van 6 mei 2010.
...
III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste onderdeel
...
2. Krachtens art. 301, § 3, eerste en tweede lid BW legt de rechtbank het bedrag van de onderhoudsuitkering vast die ten minste de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde moet dekken. De rechtbank houdt rekening met de inkomsten en mogelijkheden van de echtgenoten en met de aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde. Om die terugval te waarderen, baseert de rechter zich met name op de duur van het huwelijk, de leeftijd van partijen, hun gedrag tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun behoeften en het ten laste nemen van de kinderen tijdens het samenleven of daarna.
Uit deze bepalingen volgt dat de rechter bij het vaststellen van de onderhoudsuitkering na echtscheiding niet alleen rekening kan houden met de terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde die het gevolg is van de keuzes die de echtgenoten tijdens het samenleven hebben gemaakt, maar dat hij, indien daartoe bijzondere redenen voorhanden zijn, zoals de zeer lange duur van het huwelijk of de hoge leeftijd van de uitkeringsgerechtigde, ook rekening kan houden met de aanzienlijke terugval van zijn economische situatie wegens de echtscheiding.
3. Het onderdeel dat er voor het overige geheel van uitgaat dat de rechter bij het vaststellen van de onderhoudsuitkering na echtscheiding verplicht is rekening te houden met de aanzienlijke terugval van de economische situatie die het gevolg is van de echtscheiding, zodat de staat van behoefte van de onderhoudsgerechtigde moet worden bepaald op grond van de levensstandaard van tijdens het huwelijkse samenleven, berust op een onjuiste rechtsopvatting.
In zoverre faalt het onderdeel naar recht.
...
Rechtsleer:
• S. BROUWERS, Alimentatie, APR, Mechelen, Kluwer, 2009, nr. 964.
• J. GERLO, “Onderhoudsgelden”, Recht en praktijk, nr. 11, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1994, 232; S. BROUWERS en M. GOVAERTS, Alimentatievorderingen, Recht en praktijk, nr. 37, Mechelen, Kluwer, 2004, 342.
Rechtspraak
• Cass. 15 oktober 1987, JT 1988, 143; Cass. 21 juni 1991, JT 1992, 75, RW 1991-92, 547, noot en T.Not 1992, 256, noot A. VERBEKE; W. PINTENS, Echtscheiding door onderlinge toestemming, Antwerpen, Kluwer, 1982, 319 en de uitvoerige verwijzingen in noot 74; F. RIGAUX en M.-Th. MEULDERS-KLEIN, Les personnes, T. I, mise à jour 1978, 135, nr. 251.
• Beslagr. Luik 9 mei 1988, Rev.Liège 1988, 1149; J. GERLO, o.c., 236.mbt art. 1244 BW
• Cass. 21 juni 1991, JT 1992, 75, RW 1991-92, 547, noot en T.Not 1992, 256 noot A. VERBEKE; Cass. 14 april 1994, RW 1994-95, 434 en Arr.Cass. 1994, 369.
• Arbitragehof 2 juli 2003, nr. 96/2003, BS 5 november 2003, p. 53.871, EJ 2004, 158, noot P. SENAEVE en RTDF 2004, 99.
• GwH 17 september 2009, nr. 138/2009, BS 27 november 2009, p. 74.243, T.Fam. 2009, 179, noot P. SENAEVE en Act.dr. fam. 2009, 179, noot D. CARRÉ.
Wetgeving
• Wet van 2 juni 2010 tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerech¬telijk Wetboek wat de procedure inzake echtscheiding betreft, BS 21 juni 2010.