De bevoegdheid tot aanwijzing van een voogd ad hoc in afstammingsgeschillen met toepassing van art. 331sexies BW komt exclusief toe aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg door middel van een procedure op eenzijdig verzoekschrift met toepassing van de artikelen 1025-1034 Ger.W. (Brussel 21 juni 2007, JLMB 2008, 1061; J. Melaerts, “Procesrechtelijke problemen in het nieuwe afstammingsrecht” in P. Senaeve (ed.), Vijf jaar toepassing van het nieuwe afstammingsrecht, Leuven, Acco, 1993, p. 138, nrs. 260 en 262; G. Verschelden,
Afstamming in APR, Mechelen, Kluwer, 2004, p. 540, nrs. 965-966). De rechter ten gronde kan in voorkomend geval bezwaarlijk ambtshalve tot aanwijzing van een voogd ad hoc overgaan. De rechter moet in een dergelijk geval ambtshalve een opschortende exceptie opwerpen en de zaak schorsen.
E.V. t/ C.E.
...
I. Beroepen vonnis