Uit art. 584, eerste lid Ger.W. en art. 1039, eerste lid Ger.W. volgt dat de beslissing van de kortgedingrechter niet langer uitwerking heeft ingeval de bodemrechter andersluidend beslist, ook al is deze beslissing niet voorlopig uitvoerbaar en wordt zij bestreden met een rechtsmiddel.
Uit het geheel van de bepalingen van de artikelen 584, eerste lid, en 1039, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek en 51 Octrooiwet volgt dat, niettegenstaande het bepaalde in dit laatste artikel, de kortgedingrechter niet kan beslissen dat de door hem genomen maatregelen nopens betwiste octrooirechten uitwerking zullen hebben totdat de beslissing van de bodemrechter tot vernietiging van het octrooi in kracht van gewijsde is getreden; dit sluit niet uit dat de kortgedingrechter bij de beoordeling van de ogenschijnlijke rechten van de octrooihouder, niettegenstaande de vernietigingsbeslissing, bewarende maatregelen treft indien de octrooihouder voldoende aannemelijk maakt dat zijn rechtsmiddel tegen deze beslissing succesvol zal zijn en dergelijke maatregelen geboden zijn gelet op de omstandigheden van de zaak zoals de duur van de procedure en de omvang van de mogelijke schade
Nr. C.13.0336.N
1. SANDOZ nv, met zetel te 2870 Puurs, Lichterveld 7,
2. ACCORD HEALTHCARE bv, vennootschap naar Nederlands recht, met zetel te 4891 TL Rijsbergen (Nederland), De Waterman 15, bus A,
eiseressen,
tegen
1. ASTRAZENECA nv, met zetel te 1180 Ukkel, Egide Van Ophemstraat 110,
2. ASTRAZENECA AB, vennootschap naar Zweeds recht, met zetel te 151 85 Södertälje (Zweden), Västra Mälerhemnen 9,
verweersters,
M. Govaerts, RABG, 2011/05, 326 Het gezag van gewijsde waarmede voorlopige maatregelen bekleed zijn
Relevante Rechtspraak:
• Antwerpen 13 februari 2008, NjW 2008, 838, noot G.V.
• Antwerpen 16 oktober 2007, NjW 2008, 309, noot G.V.
• Cass. 17 juni 1999, RTDF 2000, 628, Arr.Cass. 1999, 884 en TBBR 2001, 52;
•.Cass. 28 september 1978, RTDF 1978, 336, noot J.-L. RENCHON.
• Cass. 14 december 1989, Arr.Cass. 1989-90, 534.
• Cass. 8 november 1991, RW 1991-92, 1388, noot J. GERLO.
Rechtsleer:
• G. VERSCHELDEN, noot onder Antwerpen 13 februari 2008, NjW 2008, 839;
• P. SENAEVE, “De procesrechtelijke aspecten van de voorlopige maatregelen”, Voorlopige maatregelen tussen echtgenoten (art. 223 BW en art. 1280 Ger.W.), Leuven, Acco, 1989, 352, nr. 453.
• J.P. MASSON, “Examen de jurisprudence. Les personnes (1984-1990)”, RCJB 1993, 403; G.
• VERSCHELDEN, S. BROUWERS, K. BOONE en I. MARTENS, “Overzicht rechtspraak. Familierecht (2001-2006)”, TPR 2007, 347
•. P. SENAEVE, “De procesrechtelijke aspecten van de voorlopige maatregelen” in P. SENAEVE (ed.), Voorlopige
maatregelen tussen echtgenoten (art. 223 BW en art. 1280 Ger.W.), Leuven, Acco, 1989, 352, nr. 452.
• P. TAELMAN, Het gezag van het rechterlijk gewijsde – een begrippenstudie, Mechelen, Kluwer, 2001, 428.