De stelling dat een eiser in kortgeding maar over een belang zouden kunnen beschikken mits effectief een geding ten gronde zou ingeleid zijn, is foutief..
Artikel 584 Ger.W. bepaalt immers uitdrukkelijk dat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, in alle gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak doet in alle zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt. De wet stelt nergens de vereiste dat er voorafgaandelijk aan een vordering in kort geding reeds een vordering voor de bodemrechter zou ingeleid zijn.
D. e.a. t/ Stad Damme
A. Feitelijke gegevens
Eisers zijn de ouders van respectievelijk S. D. (geboren op 3 november 1989), L. G. (geboren op 4 april 1989) en J. G. (geboren op 31 januari 1986).
Zij wensen hun dochters school te laten lopen in de gemeentelijke basisschool te Damme-Sijsele, waar tot op heden enkel jongens worden toegelaten. Bij schrijven van 27 juni 1995 liet verweerster weten dat niets veranderd wordt in de structuren van het plaatselijk onderwijs, met andere woorden: dat de dochters niet ingeschreven zullen worden.
M. Govaerts, RABG, 2011/05, 326 Het gezag van gewijsde waarmede voorlopige maatregelen bekleed zijn
Relevante Rechtspraak:
• Antwerpen 13 februari 2008, NjW 2008, 838, noot G.V.
• Antwerpen 16 oktober 2007, NjW 2008, 309, noot G.V.
• Cass. 17 juni 1999, RTDF 2000, 628, Arr.Cass. 1999, 884 en TBBR 2001, 52;
•.Cass. 28 september 1978, RTDF 1978, 336, noot J.-L. RENCHON.
• Cass. 14 december 1989, Arr.Cass. 1989-90, 534.
• Cass. 8 november 1991, RW 1991-92, 1388, noot J. GERLO.
Rechtsleer:
• G. VERSCHELDEN, noot onder Antwerpen 13 februari 2008, NjW 2008, 839;
• P. SENAEVE, “De procesrechtelijke aspecten van de voorlopige maatregelen”, Voorlopige maatregelen tussen echtgenoten (art. 223 BW en art. 1280 Ger.W.), Leuven, Acco, 1989, 352, nr. 453.
• J.P. MASSON, “Examen de jurisprudence. Les personnes (1984-1990)”, RCJB 1993, 403; G.
• VERSCHELDEN, S. BROUWERS, K. BOONE en I. MARTENS, “Overzicht rechtspraak. Familierecht (2001-2006)”, TPR 2007, 347
•. P. SENAEVE, “De procesrechtelijke aspecten van de voorlopige maatregelen” in P. SENAEVE (ed.), Voorlopige
maatregelen tussen echtgenoten (art. 223 BW en art. 1280 Ger.W.), Leuven, Acco, 1989, 352, nr. 452.
• P. TAELMAN, Het gezag van het rechterlijk gewijsde – een begrippenstudie, Mechelen, Kluwer, 2001, 428.