Wanneer een woning verhuurd wordt voor bewoning wordt de verhuurder niet belast op de ontvangen huurgelden maar op een eerder voordelige wijze via een forfaitaire berekening aan de hand van de onroerende voorheffing.
Wanneer een woning voor beroepsdoeleinden wordt verhuurd en de huurder geeft de huur aaan als kost, leest trekt de huur af als bedrijfskost, dan wordt de verhuurder belast op de volledige huur die als kost door de huurder wordt afgetrokken.
Daarom voorzien zovele huurcontracten het verbod om in de gehuurde woning een beroepsactiviteit uit te oefenen, dan wel een deel van de huur voor de beroepsactiviteit af te trekken.
Indien de woning voor een deel of voor het geheel voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt en de huurder geeft deze kost niet fiscaal aan (lees trekt de huur niet af) dan zal de verhuurder hiervan geen fiscaal nadeel ondervinden.
Indien ondanks een verbod in het huurcontract een huurder toch de huurlasten aftrekt zal de huurder op de ontvangen huur worden belast. Evenwel heeft de verhuurder dan het recht om dit fiscaal nadelig gevolg te berekenen en ten laste leggen aan de huurder.
Rechtspraak:
• Vredegerecht Boom, 1 december 1994, RW 1996-1997, 308
B. en M. t/ C. en D.
Eisers verhuurden bij schriftelijke huurovereenkomst van 4 augustus 1980 vanaf 1 juli 1980 een appartement te Boom (...) aan verweerders voor een initiële maar indexeerbare huurprijs van 10.000 fr. per maand.
Artikel 7 van deze overeenkomst vermeldt met betrekking tot «belastingen en taksen» enkel dat de onroerende voorheffing ten laste valt van de verhuurder.