De rechter die, op grond van artikel 223, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, de plicht tot samenwoning der echtgenoten voorlopig opschort, en één van de echtgenoten machtigt afzonderlijk te verblijven in de gehuurde echtelijke woning, treft een beslissing die enkel geldt tussen de echtgenoten en is niet tegenwerpelijk aan de verhuurder, zodat die beschikking de contractuele relatie tussen de verhuurder en de huurders niet wijzigt.
Van S. t/ C.V. P.
I. Voorwerp en omschrijving van de vordering
1. Van S. Jan en zijn echtgenote S. Brigitte huren een sociale woning van P. gelegen te Roosdaal.
De overeenkomst werd gesloten met uitwerking op 1 juli 1991.
2. Op 10 februari 1994 hebben wij bij toepassing van art. 223 B.W. een beschikking verleend waarbij mevrouw S. Brigitte gemachtigd werd afzonderlijk te verblijven te Roosdaal, (...).
De heer Van S. Jan werd gemachtigd afzonderlijk te verblijven in een woning naar keuze.
Zie noot onder dit arrest van F.A. in RW 1996-1997, 254