Te dezen werd getracht een testament nietig te verklaren bij gebrek aan gezondheid van geest van de erflater.
De rechter duidt vooreerst aan wie het medisch bundel kan inzien zonder schending van het beroepsgeheim.
Nadien stelt de rechter dat het bewijs van ongezondheid van geest een rechtsfeit is dat met alle middelen van recht kan toegelaten worden. Te dezen werd opgemerkt dat hiedr geen noarieel testament of een notariële akte werd betwist.
De rechter oordeelt dat verschillende ziekenhuisopnames, gebrek aan zelfredzaamheid en beginnende dementie geen bewijs leveren van de afweigheid van geest.
Het bewijs van de ongezondheid van geest is aan zeer strenge vereisten gebonden. Het is onvoldoende om ziekte, ouderdom of iets dergelijks te bewijzen, er
moet bewezen worden dat de werkelijke wilsvorming op het ogenblik van het opstellen van het testament aangetast was ( F. SWENNEN, Geestesgestoorden in het burgerlijk recht, Antwerpen, Intersentia, 2001, 250, nr. 318. ).Het bewijs moet zeer precies zijn, waardoor alle twijfel omtrent de geestesbekwaamheid uitgesloten is
Wanneer er uit de analyse van de verschillende getuigenissen en de stukken van het dossier blijkt dat er twijfel bestaat over de mentale toestand van de erflaatster, kan er niet met de vereiste zekerheid bevestigd worden dat zij niet geestelijk gezond was op het ogenblik van het opstellen van het testament .(Bergen 18 oktober 2005, Rec.gén.enr.not. 2007, afl. 5, 186, RTDF 2006, afl. 3, 889).
Het bewijs van bekwaamheid dient niet bewezen, wel het bewijs van onbekwaamheid. Er bestaat derhalve een vermoeden van bekwaamheid..
• J. BAEL, “Schenkingen en testamenten” in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL (eds.),Rechtskroniek voor het notariaat
• Personen- en familierecht. Familiaal vermogensrecht. Schenkingen en testamenten, Brugge, Die Keure, 2007, 146, nr. 12; W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 196, nr. 561)
...
1. De appellanten blijven er van overtuigd dat het door wijlen P.D‘H. (overleden op 1 december 2003) op 24 december 2002 eigenhandig opgesteld testament door nietigheid is aangetast. Volgens de appellanten zou de erflater immers ten tijde van het redigeren van het voornoemd testament niet «gezond van geest» geweest zijn in de zin van art. 901 B.W.