Een zaak is gebrekkig in de zin van art. 1384, eerste lid, BW wanneer zij een abnormaal kenmerk vertoont waardoor zij in bepaalde omstandigheden schade kan veroorzaken.
Brand is een gedraging van de zaak en geen kenmerk ervan.
De rechter kan het bestaan van een gebrek in de zaak slechts uit de gedraging van die zaak afleiden, wanneer hij elke andere oorzaak dan een gebrek voor die gedraging uitsluit.
NV B. e.a. t/ G.B. NV e.a. – A.I. Plc. t/ G.B. NV
Conclusie van advocaat-generaal A. Van Ingelgem
1. De beide cassatieberoepen zijn gericht tegen hetzelfde arrest en dienen gevoegd te worden.
2. Ingevolge het bestreden arrest wordt de [NV B.] op grond van art. 1384, eerste lid BW aansprakelijk gesteld voor de schade veroorzaakt door brand aan enkele aanpalende handelspanden, zodat de verzekeraars van de schadelijdende partijen aanspraak maken op vergoeding.
Marc Kruitthof, Gedrag versus gebrek van een zaak: over schade door brand, een klapband of een vallende lichtreclame, RW 2017-2018, 603
samenvatting
Het positieve recht houdt de bewaarder niet objectief aansprakelijk voor schade veroorzaakt door het branden van een zaak, ongeacht de oorzaak ervan. Het Hof van Cassatie verantwoordt dit door brand als een gedrag van de zaak te kwalificeren en niet als een gebrek in de zin van art. 1384, eerste lid BW. Deze bijdrage toont aan dat deze uitleg niet houdbaar is.
De verklaring is de explicitering van een tot nu toe enkel impliciet toegepaste voorwaarde voor deze aansprakelijkheid.
De bewaarder moet niet instaan voor het risico dat zijn zaak door een externe oorzaak gebrekkig wordt en hierdoor meteen schade veroorzaakt.
Zijn aansprakelijkheid is beperkt tot schade die anderen lijden doordat ze door hem werden blootgesteld aan een bestaand risico, namelijk dat zijn zaak gebrekkig is.
De bewaarder van een zaak is op basis van art. 1384, eerste lid BW niet aansprakelijk voor de schade die het branden van deze zaak toebrengt aan anderen. Eén en ander werd bevestigd in het Blokkerbrandarrest. (Cass. 7 oktober 2016, C.15.0314.N – C.16.0060.N, RW 2017-2018 624 en TBO 2017, 61.
In deze bijdrage toont de auteur aan dat, hoewel brandschade naar bestaand recht inderdaad niet ongeacht de oorzaak van de brand onder art. 1384, eerste lid BW valt, de dogmatische verklaring hiervoor door het Hof van Cassatie verkeerd werd ingeschat.
Het behoud van de consistentie in de uitleg van de gehele rechtspraak over deze aansprakelijkheid verplicht ons te erkennen dat de verklaring bestaat uit een nog niet geëxpliciteerde regel die echter wel systematisch in de rechtspraktijk wordt gevolgd en die daarom behoort tot het positieve recht.
De schade bedroeg in deze zaak maar liefst 1,5 miljoen euro waarvoor de Aalsterse carnavalisten, lees alle leden van deze vereniging samen dienden op te draaien, omdat ze een feitelijke verenigingen waren en geen VZW en niet of slecht verzekerd waren.
Dit arrest werd ook gepubliceerd in NJW 2013/289, 753 met noot van Wannes Vandenbussche