In tegenstelling tot het huwelijk en de wettelijke samenwoning bestaat er geen statuut met rechten en plichten voor partners die louter feitelijk samenwonen.
Zowel wat betreft hun persoonlijke verhouding als wat betreft hun vermogensrechtelijke verhouding speelt, bij gebrek aan een specifieke contractuele regeling, zonder meer het (aanvullend) gemeen recht. Zij kiezen voor een niet-geïnstitutionaliseerde samenlevingsvorm met alle vrijheid, risico's en gevolgen van dien.
Van feitelijk samenwonende partners wordt verwacht dat zij, op basis van een tussen hen verondersteld solidariteitsgevoel, elk naar best vermogen en in verhouding tot hun (financiële) middelen en mogelijkheden bijdragen in de dagelijkse/periodieke kosten en noden van hun gezamenlijke huishouding.
De solidariteitsgedachte uit zich mede op die manier in verbintenissen tot bijdrage in de lasten van de huishouding, gelet op de respectieve inkomsten en/of de in natura gepresteerde (huishoudelijke) taken. Feitelijk samenwonenden kunnen vrijelijk kiezen op welke wijze zij de solidariteit binnen in hun feitelijke gezin organiseren. De lasten en dienovereenkomstige uitgaven die hun samenleven meebrengt, worden in praktijk door beide partners geregeld, naar gelang van de omstandigheden van het feitelijke samenleven. Zij kunnen daarop niet zonder meer terugkomen. De betalingen/zorgen door hen verricht moeten worden geacht elkaar te hebben gecompenseerd, als een feitelijke steun en hulp aan elkaar.
Feitelijk samenwonende partners bepalen zelf hoe zij elkaar helpen en bijdragen in de lasten van het samenleven. De solidariteitsverplichtingen tussen de partners kunnen worden uitgevoerd worden door het vervullen van huishoudelijke en aanverwante taken en niet noodzakelijk door financiële bijdragen.
De vrijwillige uitvoering van de verbintenissen om bij te dragen in de lasten van het feitelijke gezin, verhindert latere vergoedingsaanspraken.
Enkel een disproportionele bijdrage in de lasten van de feitelijke samenwoning kan recht geven op recuperatie, zeker wanneer de samenwoningspartners hun bijdrageverplichting middels een samenwoningsovereenkomst concretiseren in die zin dat een van hen vooral in natura bijdraagt middels verlening van huishoudelijke en aanverwante zorgen.
(C. / E. - Rolnr.: 2016/FA/0017)
I. Beroepen vonnis
Bij vonnis van 9 juli 2015 (…) wijst de 23ste familiekamer van de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, zowel de hoofdvordering van C. tegen E. als de tegenvordering van E. tegen C. af als telkens ontvankelijk doch ongegrond, met verwijzing van de partijen in hun respectieve eigen (niet nader begrote) gedingkosten.
Rechtsleer:
• Roeland, Vasseur grondwettelijk Hof en feitelijke samenwoonst: een moeilijke keuze, de Juristenkrant 22 februari 2017 bladzijde vijf.
De auteur bespreekt twee arresten van het grondwettelijk Hof van 19 maart 2017, meer bepaald de nummers ½ 1017 en 4/2 1017.
Hierbij wordt nogmaals bevestigd, dan een verschil in regeling tussen feitelijk samenwonenden enerzijds en gehuwden en wettelijk samenwonenden anderzijds, niet discriminerend is. Burgers hebben immers de mogelijkheid om hun samenlevingsvorm te regelen op de wijze die zij verkiezen met de gevolgen hieraan verbonden.
Aldus kunnen samenleven de partners verkiezen om geen wettelijk geregeld statuut te kiezen. Partners die verkiezen louter feitelijk samen te wonen, kunnen zich dan ook niet beroepen op zelfde rechten die personen die huwen of wettelijk samenwonen zouden hebben of verkrijgen in gevolge hun statuut, des te meer daar feitelijk samenwonenden steeds kunnen opteren voor wettelijke samenwoont of huwelijk.