Artikel 887, tweede lid Burgerlijk Wetboek bepaalt dat er grond tot vernietiging van een verdeling bestaat, wanneer een mede-erfgenaam bewijst dat hij voor meer dan 1/4 benadeeld is.
Artikel 888, eerste lid van hetzelfde wetboek bepaalt dat de vordering tot vernietiging is toegelaten tegen elke handeling die ten doel heeft de onverdeeldheid onder de mede-erfgenamen te doen ophouden, zelfs al mocht die handeling koop, ruil en dading of anders genoemd zijn.
Krachtens artikel 2044, eerste lid Burgerlijk Wetboek is dading een contract waarbij partijen een gewezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen.
Krachtens artikel 2052 Burgerlijk Wetboek hebben dadingen tussen partijen kracht van gewijsde in hoogste aanleg en kan men er niet tegen opkomen uit hoofde van dwaling omtrent het recht of uit hoofde van benadeling.
Uit de samenhang van deze bepalingen volgt dat een deelgenoot wegens benadeling van meer dan 1/4 kan opkomen tegen een verdeling die ten onrechte als dading werd gekwalificeerd, maar dat deze mogelijkheid niet openstaat ten aanzien van een werkelijke dading, namelijk een wederkerige overeenkomst waarbij de partijen wederzijdse toegevingen doen om de onverdeeldheid te doen ophouden.
Het Hof komt hiermee terug op zijn eerdere rechtspraak.
(E.D. / T.D., C.D. en M.D. - Rolnr.: C.15.0508.N)
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 30 juni 2015, op verwijzing gewezen na arresten van het Hof van 11 mei 2000 en 22 oktober 2009.
De zaak is bij beschikking van de eerste voorzitter van 28 november 2016 verwezen naar de 3de kamer.
Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Henri Vanderlinden heeft geconcludeerd.
• Brouwers, S., « Over de “echte” en de “niet echte” dading », R.A.B.G., 2017/14, p. 1229-1231
• B. Verlooy De vernietiging van een dading wegens benadeling, RABG 2010/12, 761, noot onder het arrest zoals eveneens gebubliceerd in RABG/12, 755.
• Cass. 9 november 2012, RW 2012-13, 1416, noot E. Adriaens; I. Boone, “Het verbintenissenrecht als remedie voor conflicten tussen gewezen echtgenoten na echtscheiding door onderlinge toestemming” in P. Senaeve et al. (eds.), Themiscahier personen- en familierecht, Brugge, die Keure, 2014, 102-104, nrs. 44-47.
Een vereffening-verdeling kan in der minne of gerechtelijk. De minnelijke vereffening verdeling heeft zowel het karakter van een dading als het karakter van een verffening verdeling. Het Hof van cassatie stelt dat ondanks het karakter van dading een vereffening-verdeling kan worden aangevochtan op grond van artikel 888 lid 1 BW. Deze visie stuit op kritiek in de rechtsleer. Zie R. Sabbah. "Le partage transactionel", TBBR, 2010, 76-86.
uittreksel uit het Burgerlijk wetboek:
AFDELING V. - VERNIETIGING VAN DE VERDELING.
Art. 887. Verdelingen kunnen worden vernietigd wegens geweld of bedrog.
Eveneens bestaat grond tot vernietiging, wanneer een medeërfgenaam bewijst dat hij voor meer dan een vierde benadeeld is. Het enkel overslaan van een tot de nalatenschap behorend voorwerp geeft niet het recht om de vordering tot vernietiging in te stellen, doch alleen het recht om een aanvullende verdeling te vorderen.
Art. 888. De vordering tot vernietiging is toegelaten tegen elke handeling die ten doel heeft de onverdeeldheid onder medeerfgenamen te doen ophouden, zelfs al mocht die handeling koop, ruil en dading of anders genoemd zijn.
Na de verdeling of de daarmee gelijkstaande handeling wordt evenwel de vordering tot vernietiging niet meer toegelaten tegen een dading aangegaan over werkelijk bestaande zwarigheden, door de eerste handeling opgeleverd, zelfs wanneer daaromtrent geen rechtsgeding mocht zijn begonnen.
Art. 889. De vordering is niet toegelaten tegen een verkoop van erfrecht, zonder bedrog aan een medeërfgenaam, op diens risico gedaan door zijn overige medeërfgenamen of door een van hen.
Art. 890. Om te beoordelen of er benadeling geweest is, schat men de goederen op hun waarde ten tijde van de verdeling.
Art. 891. Hij tegen wie een vordering tot vernietiging is ingesteld, kan die tegenhouden en een herverdeling beletten, door aan de eiser, hetzij in geld, hetzij in natura, aan te bieden en te verschaffen hetgeen aan diens erfdeel ontbreekt.
Art. 892. De medeërfgenaam die zijn kavel geheel of ten dele vervreemd heeft, is niet meer ontvankelijk tot het instellen van de vordering tot vernietiging wegens bedrog of geweld, indien hij de vervreemding gedaan heeft na het ontdekken van het bedrog of het ophouden van het geweld.