Artikel 9, tweede lid, Pachtwet bepaalt dat de opzegreden bestaande in de persoonlijke exploitatie niet kan worden aangevoerd door personen die, op het ogenblik van het verstrijken van de opzeggingstermijn, de leeftijd van 65 jaar zouden hebben bereikt of de leeftijd van 60 jaar wanneer het een persoon betreft die niet gedurende ten minste drie jaar landbouwexploitant is geweest, en dat de-gene die na de stopzetting van zijn landbouwbedrijf het bedrijf verpacht, evenmin die reden kan aanvoeren.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever een evenwicht tot stand wil brengen tussen enerzijds de belangen van de pachter met het oog op zijn bedrijfs-zekerheid en anderzijds die van de verpachter die in landeigendommen geïnves-teerd heeft en dat voormeld artikel 9, tweede lid, een betere omschrijving poogt te geven van de opzegging wegens persoonlijke exploitatie ten einde misbruiken door de verpachters te voorkomen. Wanneer de verpachter zijn landbouwbedrijf heeft stopgezet en dit bedrijf na die stopzetting heeft verpacht, wenst de wetgever aldus de bedrijfszekerheid van de pachter vrijwaren, door de verpachter te verbie-den de pacht te beëindigen voor persoonlijke exploitatie.
Uit artikel 9, tweede lid, Pachtwet en de wetsgeschiedenis volgt dat de verpachter die zijn exploitatie heeft stopgezet en ze na die stopzetting heeft verpacht, de pachtovereenkomst evenmin kan beëindigen op grond van persoonlijke exploitatie door een van de in de artikelen 7, 1°, en 8, § 1, van voornoemde wet bedoelde personen.
Nr. C.16.0337.N
1. D.C.,
2. G.V.,
eisers,
tegen
1. G.L.,
2. C.B.,
verweerders,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Veurne, van 10 maart 2016.
II. CASSATIEMIDDEL
De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste onderdeel