Een verborgen gebrek is een gebrek dat de zaak ongeschikt maakt voor het gebruik waartoe de zaak bestemd was, of dat gebruik dermate aantast dat de koper de zaak niet of voor slechts een geringere prijs zou gekocht hebben als hij het gebrek gekend zou hebben. Dat gebrek moet voldoende ernstig zijn, wat een eenvoudig herstelbare disfunctie uitsluit, en het moet op het ogenblik van de risico-overdracht minstens in de kiem bestaan hebben.
Een beperkte softwareaanpassing die een waarde van amper 3,3% van de koopprijs vertegenwoordigt en op zeer korte termijn kan worden uitgevoerd, is volgens het hof onvoldoende ernstig om een koop te ontbinden.
Antwerpen 8 februari 2017, NjW 2017, 746.
BVBA SPCM, [ ... ] appellante,[ ... ]
tegen:
1. NV Machinemarkt België,[ ... ] geïntimeerde, [ ... ]
2. BV Pehu Machines, vennootschap naar Nederlands recht, [ ... ]
geïntimeerde,
[ ... ]
• Pieter Brulez , Verborgen gebrek NJW 2017, 749
• S. Jansen, Prijsvermindering, Antwerpen, Intersentia, 2015, 494
• P. Brulez, Koop en aanneming: faux amis?, Antwerpen, Intersentia, 2015, 463
De vordering wegens verborgen gebrek wordt ingesteld op grond van 1641 BW (bij consumentenkoop 1649bis BW).
Verborgen gebrek en korte termijn
De koper dient zijn vordering in te stellen binnen korte termijn en de verkoper dient zijn vordering tegen zijn leverancier eveneens binnen korte termijn in te stellen
• Cass. 29/01/2004, RW 2004-2005,431
NV W.F.L. t/ Vennootschap naar Frans recht D.
I. Bestreden beslissing
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 9 februari 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent.
...
III. Feiten
Op 13 februari 1991 dagvaarden de echtgenoten L.-D. hun aannemer, de NV Van Br., in kort geding voor beweerde gebreken in de sanitaire leidingen. De kortgedingrechter stelt op 10 mei 1991 een deskundige aan wiens verslag wordt neergelegd op 17 december 1993.
De echtgenoten L.-D. dagvaarden op 15 december 1994 de NV Van Br. voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Oudenaarde wegens de gebrekkige plaatsing van de sanitaire installatie. Op 20 januari 1995 wordt eiseres als leverancier van de leidingen in tussenkomst en vrijwaring gedagvaard door de NV Van Braeckel. Op 14 april 1995 dagvaardt eiseres op haar beurt verweerster, de fabrikant van wie zij de beweerd gebrekkige materialen had afgenomen.
...
V. Beslissing van het Hof
Overwegende dat krachtens art. 1648 B.W., de rechtsvordering op grond van koopvernietigende gebreken door de koper moet worden ingesteld binnen een korte termijn, al naar de aard van de koopvernietigende gebreken en de gebruiken van de plaats waar de koop is gesloten;
Dat deze bepaling van overeenkomstige toepassing is op de rechtsvordering van de verkoper tegen diegene van wie hij de zaak heeft gekocht;
Dat de korte termijn waarbinnen de vrijwaringsvordering van de verkoper moet worden ingesteld, eerst begint te lopen vanaf het tijdstip waarop hij zelf door zijn koper in rechte wordt aangesproken;
Overwegende dat de appèlrechters de rechtsvordering van eiseres tegen verweerster, gebaseerd op art. 1648 B.W., niet ontvankelijk verklaren om de redenen dat «zij haar vordering tegen (verweerster) slechts heeft ingesteld bij dagvaarding van 14 april 1995, dit is meer dan vijftien maanden na het neerleggen van het deskundigenverslag en meer dan vier jaar na het aan het licht komen van de gebreken. Dit is te laat»;
Overwegende dat de appèlrechters, door te oordelen dat de korte termijn waarbinnen de verkoper zijn vrijwaringsvordering dient in te stellen tegen diegene van wie hij de zaak heeft gekocht, begint te lopen vanaf het ontdekken van het gebrek door de koper, zonder acht te slaan op het tijdstip waarop hij door de koper werd gedagvaard, art. 1648 B.W. schenden;
Dat het middel gegrond is.