Het staat aan de rechter de bewijswaarde van de elektronische handtekening te beoordelen en dus na te gaan of er voldoende waarborgen zijn of hij wiens ingescande handtekening is vermeld op de beslissing daadwerkelijk de beslissing ook heeft ondertekend (1). (1)
De beslissing van het Hof is in overeenstemming met de rechtspraak van de Raad van Staat als cassatierechter tegen beslissingen van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvS nr. 207.655 en 207.656 van 24 september 2010) en met de rechtspraak van het arbeidshof Brussel (Arbhof Brussel 11 oktober 2013 en 14 februari 2014, RDTI 2014, 115 e.v., noot J. Hubin).
Ze wordt niet ernstig in vraag gesteld door de doctrine (o.m. J. Funck, 'Prescription et délai raisonnable en sécurité sociale: questions d'actualité', in Questions spéciales de droit social. Hommage à Michel Dumont, Larcier, Brussel, 2014, 192-193; P. Van Eecke, Juridische aspecten van de elektronische handtekening, in CBR Jaarboek 2010-2011, 149, nr. 36 en nr. 38, p. 150; E. Montero, La signature électronique au banc de la jurisprudence, DAOR 2011, 231 e.v.). AH.
Het onderzoeksgerecht, zo een ernstige ziekte wordt aangevoerd van de persoon tegen wie een bevel om het grondgebied te verlaten is genomen en die met dat doel wordt vastgehouden, moet onderzoeken of de betrokkene ernstig ziek is en in voorkomend geval of de tenuitvoerlegging van de verwijderingsbeslissing de betrokkene zou blootstellen aan een ernstig risico op een zware en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand; het onderzoeksgerecht moet niet nader aanduiden op welke dossierstukken het zijn beslissing steunt.
Nr. P.16.0862.N
G G,
vreemdelinge, vastgehouden,
eiseres,
tegen
BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de staatssecretaris bevoegd voor Asiel en Migratie, voor wie optreedt de fod Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Vreemdelingenzaken, directie Opvolging en ondersteuning, bureau Geschillen, met kantoor te 1000 Brussel, Antwerpsesteenweg 59B,
ambtshalve tussengekomen partij,
verweerder.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
• Cass. 29/09/2014, RW 2015-2015, 333 met noot Bart Van den Bergh, De paraaf als handtekening: “to sign or not to sign, that’s the question”: Een paraaf kan als een handtekening worden beschouwd wanneer de ondertekenaar door het aanbrengen van een paraaf op een akte blijk geeft van de bedoeling zich deze akte toe te eigenen.
• B. Van Baeveghem, “De paraaf: slip of the pen of geldige handtekening?” (noot onder Cass. 13 mei 2005), TBBR 2006, (593) 596;
• B. Cattoir, Burgerlijk bewijsrecht in APR, Mechelen, Kluwer, 2013, p. 249, nr. 461;
• P. Van Eecke, “Over akten en handtekeningen in de XXIe eeuw” in Het vermogensrechtelijk bewijsrecht vandaag en morgen, Brugge, die Keure, 2009, (205), p. 208, nrs. 2-5
• B. Samyn, “Het spanningsveld tussen de bewijsmiddelen geschrift en bekentenis” (noot onder Antwerpen 26 oktober 2009), P&B 2011, (34), p. 35, nr. 3
• W. Van Gerven m.m.v. S. Covemaeker, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2010, 670
• P. Van Eecke, De handtekening in het recht: Van pennentrek tot elektronische handtekening, Brussel, Larcier, 2004, p. 257, nr. 323; R. Mougenot, o.c., p. 164, nr. 111
• P. Van Eecke, “De elektronische handtekening in het recht”, TBH 2009, (322), p. 329, nr. 7
• M. Van Quickenborne, “Quelques réflexions sur la signature des actes sous seing privé” (noot onder Cass. 28 juni 1982), RCJB 1985, 70).
• B. Vuylsteke, “Het voorontwerp van wet over de herziening van het bewijsrecht” in J. Dumortier (ed.), Recente ontwikkelingen in informatica- en telecommunicatierecht,Brugge, die Keure, 1999, 43;
• R. De Corte, “Elektronische handtekening en identificatie in de virtuele wereld”, P&B 2001, (207), p. 219, nrs. 67 e.v.;
• D. Mougenot, Droit des obligations. La preuve, Brussel, Larcier, 2002, p. 139, nr. 83).
Definitie handtekening: "Als handtekening wordt beschouwd het eigenhandig geschreven teken waarmee de ondertekenaar zich gewoonlijk tegenover derden kenbaar maakt" (zie o.a. B. Van den Bergh, De paraaf als handtekening: “to sign or not to sign, that’s the question”, noot onder Cass. 29/09/2014, RW 2015-2016, 333; Cass. 7 januari 1955, RW 1954-55, 1753; Cass. 2 oktober 1964, RW 1965-66, 1440; Brussel 8 november 1999, AJT 2000-01, 141; M. Puelinckx-Coene, R. Barbaix en N. Geelhand, “Overzicht van rechtspraak. Giften (2009-2011)”, TPR 2013, (175), p. 743, nr. 732; M. Puelinckx-Coene, “Vormt de vereiste van handtekening de valstrik van het eigenhandig testament?” (noot onder Cass. 10 juni 1983), T.Not. 1986, (313), p. 315).
Het woord paraaf is afkomstig van het oud-griekse woord paragraphos, dat "naast het geschrevene" betekent. In oude Griekse papyri was het een teken dat naast de hoofdtekst werd geschreven. Met een paragraphos werd het begin of het einde van een zin aangeduid.
Soms bestaat een paraaf uit de eerste twee letters van de handtekening (de voorletter en de eerste letter van de achternaam), vergelijkbaar met de initialen. Ook ontwerpen mensen wel een paraaf die er geheel anders uitziet.
Bij belangrijke contracten wordt vaak elke pagina rechtsonderaan door alle partijen geparafeerd, terwijl de handtekening alleen onderaan (op de laatste bladzijde) het contract wordt gezet. Op deze manier weet men zeker dat alle pagina's gelezen zijn, en is het niet mogelijk achteraf een pagina in te voegen of wijzigingen aan te brengen, zonder dit opnieuw te laten paraferen.
Soms moet er nog een wijziging in een document worden aangebracht terwijl het al in de geprinte of gedrukte finale versie is, of reeds ondertekend en geparafeerd en het praktisch niet handig is een nieuw contract te maken. Als noodoplossing kan met de hand een wijziging worden aangebracht, waarna de contractspartijen naast de wijziging paraferen.