De ontbinding van een wederkerig contract heeft, in beginsel, ex tunc uitwerking en heeft tot gevolg dat de partijen opnieuw in dezelfde toestand moeten worden geplaatst als die waarin zij niet hadden gecontracteerd; zij mag echter niet leiden tot vernietiging van de wederzijdse prestaties die ter uitvoering van de overeenkomst zijn verricht, wanneer ze niet kunnen worden teruggegeven.
De gerechtelijke ontbinding van een contract met doorlopende prestaties kan ook terugwerkende kracht hebben vanaf het ogenblik dat de uitvoering van de overeenkomst niet meer wordt nagestreefd en er bijgevolg geen reden tot teruggave is.
Zelfs na de opzegging van een huurcontract kan een huurovereenkomst nog worden ontbonden.
Nr. C.09.0645.F
1. J.-M. L.,
2. C. B.,
tegen
1. F. M. en,
2. J. D.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg te Bergen van 13 mei 2009.
II. CASSATIEMIDDELEN
In hun cassatieverzoekschrift waarvan een eensluidend verklaard afschrift bij dit arrest is gevoegd, voeren de eisers een middel aan.
II. BESLISSING VAN HET HOF
(...)
Tweede onderdeel
Arrest
GRAND HOTEL GEORGES V cvba, met zetel te 8400 Oostende, Vlaanderenstraat 42,
eiseres,
tegen
R. P.,
verweerder,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge van 18 december 2013.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
1. Krachtens artikel 1184, eerste lid, Burgerlijk Wetboek is de ontbindende voorwaarde in wederkerige contracten altijd stilzwijgend begrepen, voor het geval dat een van beide partijen haar verbintenis niet nakomt.
De rechter die uitspraak moet doen over de vordering tot ontbinding van een we-derkerige overeenkomst, dient de omvang en de draagwijdte te onderzoeken van de door de partijen aangegane verbintenissen en, aan de hand van de feitelijke omstandigheden, te beoordelen of de aangevoerde wanprestatie voldoende ernstig is om de ontbinding uit te spreken.
2. Aan de vordering tot ontbinding gaat de ingebrekestelling van de schul-denaar vooraf. Deze ingebrekestelling kan gebeuren in de inleidende dagvaarding.
3. De omstandigheid dat de schuldenaar na de dagvaarding de verbintenis alsnog uitvoert, sluit niet uit dat de rechter oordeelt dat de niet-nakoming in het ver-leden waarvoor de schuldenaar eerder in gebreke werd gesteld, van dien aard is dat zij de ontbinding van de overeenkomst wettigt.
4. Uit het arrest blijkt dat:
- de eiseres een handelshuis huurt van de verweerder;
- de eiseres als huurder op 13 oktober 2011 werd aangemaand voor de achterstal-lige huurtermijnen van augustus, september en oktober 2011;
- de verhuurder op 9 maart 2012 overging tot dagvaarding strekkende tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de betaling van de achterstallige huurter-mijnen voor de periode van december 2011 tot maart 2012 en een saldo voor de maanden oktober en november 2011;
- de eiseres na de betekening van de dagvaarding en voor de inleidende terecht-zitting de achterstallige huurgelden betaalde;
- de eiseres aanvoert dat de vordering tot ontbinding niet kan worden ingewilligd omdat zij door de betaling van de achterstallige huurgelden niet meer in verzuim is.
5. De appelrechters die vaststellen dat op 9 maart 2012 gedurende vier opeen-volgende maanden geen huur werd betaald en ook voordien in oktober 2011 de ei-seres diende aangemaand te worden tot betaling van de huurprijs en op grond hiervan oordelen dat "het aanhoudend niet betalen van de contractuele huurprijs, zonder voorafgaande verwittiging, verantwoording of duiding, manifest de ontbinding van de huur in het nadeel van [de eiseres] [rechtvaardigt]", verantwoorden hun beslissing naar recht.
Het middel kan niet worden aangenomen.
Dictum
Het Hof,
eenparig beslissend,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 943,92 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer
Noot: De rechtbank van Koophandel te Oudenaarde oordeelde in haar vonnis van din, 03/03/2015, A.R.: A/14/00165 dat een dagvaarding steeds voorafgegaan dient te woorden door een aanmaning.