Het leggen van bewarend beslag is geen inherente verplichting aan de opdracht van en advocaat. Deze actie vergt een zekere en opeisbare vordering en is een vrij dure procedure die zelfs af te raden valt waardoor in heel wat gevallen de normale voorzichtige advocaat deze actie niet zal adviseren.
( ... )
1. Defeiten
Samenvattend kunnen volgende feitelijke elementen worden aangereikt:
De appellante deed beroep op de juridische diensten van de geïntimeerde.
Voor deze diensten werd een staat van onkosten en erelonen uitgereikt op 19 april 2013 voor een bedrag van 6.999,35 EUR.
De appellante bleef in gebreke deze staat te voldoen. De geïntimeerde ging over tot dagvaarding.
2. De voorafgaande rechtspleging
2. 1. Op 22 juli 2013 werd dagvaarding uitgebracht door de geïntimeerde.
W. Vandenbussche en L. Oplinus, De taak van de advocaat in het licht van het bijzondere verjaringsregime van art. 2276bis BW, RW 2017-2018, 1057
I. Het geannoteerde vonnis
II. Verjaringsregime van art. 2276bis BW
III. Taak van de advocaat
A. Aard van de taak
B. Globale taak of deeltaak
1° Klassieke visie: de globale taak
2° Het geannoteerde vonnis: de deeltaak
IV. Analyse
A. Belangenevenwicht
B. Keuze van criteria
C. Proliferatie van aansprakelijkheidsvorderingen
V. Alternatieve denksporen
Rechtsleer:
• P. Depuydt, De aansprakelijkheid van advokaten en gerechtsdeurwaarders. Civiel-, proces-en verzekeringsaspekten, Antwerpen, Kluwer, 1983, 154
• A. Van Oevelen, «De beëindiging van het mandaat van de advocaat» in Liber Amicorum Jo Stevens, Brugge, die Keure, 2011, (603) 619
• I. Claeys, «Opeisbaarheid, kennisname en schadeverwekkend feit als startpunt van de verjaring» in I. Claeys (ed.), Verjaring in het privaatrecht. Weet de avond wat de morgen brengt?, Mechelen, Kluwer, 2005, 46-47
• P. Depuydt, De aansprakelijkheid van de advocaat, Brussel, Larcier, 2006, 244).
• W. Vandenbussche en D. Vervoort, «De aansprakelijkheid van de advocaat en de bemiddelaar. Advocare, mediare, ... errare?» in I. Samoy en Jura Falconis (eds.), Professionele aansprakelijkheid, 2015, 113
Rechtspraak
Volgens het Hof van Cassatie is het mandaat van de advocaat beëindigd op het moment waarop «de opdrachtgever ondubbelzinnig een einde maakt aan zijn mandaat, ook al stelt de advocaat nadien handelingen ingevolge die beëindiging» (Cass. 29 april 2005, C.03.0611.N, Arr.Cass. 2005, 968. Zie ook: Cass. 20 maart 2003, C.02.0065.F, Arr.Cass. 2003, 683). Art. 2276bis BW heeft daarnaast al tweemaal een grondwettigheidstoets doorstaan (GwH 23 maart 2005, nr. 61/2005, Arbitragehof 30 oktober 2001, nr. 137/2001).