Bij artikel 1146 BW wordt voorgeschreven dat schadevergoeding eerst dan verschuldigd is wanneer de schuldenaar in gebreke is zijn verbintenis na te komen. Artikel 1139 BW luidt dat de schuldenaar in gebreke wordt gesteld, hetzij door een aanmaning of door een andere daarmee gelijkstaande akte, hetzij door de overeenkomst zelf, wanneer deze bepaalt dat de schuldenaar zal in gebreke zijn zonder dat enige akte nodig is en door het enkel verschijnen van de vervaltijd.
Conform deze wetsbepalingen is de voorafgaande ingebrekestelling van de schuldenaar een essentiële voorwaarde voor contractuele aansprakelijkheid. De ingebrekestelling is in beginsel steeds voorafgaand vereist om de nakoming van een verbintenis te kunnen vorderen. De eis van een voorafgaande ingebrekestelling beantwoordt aan een algemeen rechtsbeginsel en geldt ongeacht de aard van de sanctie die de schuldeiser beoogt. Bij ontstentenis van ingebrekestelling blijft de verbintenis weliswaar voortbestaan, maar is haar afdwingbaarheid geneutraliseerd. De schuldeiser kan tot de schuldenaar geen verwijt richten met betrekking tot de schade die hij heeft geleden zolang geen ingebrekestelling is gebeurd. Enkel zijn eigen inactiviteit ligt aan de basis van die toestand.
Het gemeen verbintenissenrecht vereist een ingebrekestelling. Het doel van de ingebrekestelling is de wanprestatie reeds te doen intreden in de gevallen waarin dat niet van rechtswege geschiedt en de schuldenaar een laatste kans te bieden zijn verplichtingen vooralsnog uit te voeren en is vereist voor de toepassing van de nadelige gevolgen die de wanprestatie voor de in gebreke zijnde schuldenaar meebrengt (G. BAERT, Aanneming van werk., in A.P.R., Kluwer, 2001, p. 281, nr. 827). Een ingebrekestelling is een formele aanmaning waardoor de schuldeiser duidelijk en ondubbelzinnig laat weten dat contractuele wanprestatie worden verweten en wat de aanspraken zijn.
Het vereiste van een ingebrekestelling geldt zowel wanneer de schuldeiser de uitvoering in natura eist als wanneer hij vervangende schadevergoeding wil bekomen.
De civielrechtelijke sancties die aan een beweerdelijke contractuele tekortkoming zijn verbonden, kunnen slechts uitwerking krijgen na een voorafgaande aanmaning (Cass. 9 april 1976, Arr. Cass. 1976, 921; Gent 6 mei 2003, N.J.W. 2003, 1006 en de verwijzingen aldaar).
Bij ontstentenis van een ingebrekestelling blijft de verbintenis bestaan, doch is de afdwingbaarheid geneutraliseerd; de schuldenaar is niet in gebreke de verbintenis na te komen zolang geen ingebreke-stelling is gebeurd. De schuldenaar kan geen verwijt richten m.b.t. de schade die hij "lijdt" zolang geen ingebrekestelling gebeurde:' enkel zijn eigen inactiviteit ligt aan de basis van die toestand (L. CORNELIS, Algemene theorie van de verbintenis, lntersentia, Antwerpen, 2000, p. 520, nr. 412).
Een factuurprotest in algemene termen, zonder melding van een wanprestatie en zonder opvolgende ingebrekestelling wegens wanprestatie, verhindert de debiteur van de factuur om in een procedure een contractuele tekortkoming in te roepen.
Een contractuele wanprestatie kan voor de rechtbank slechts worden ingeroepen indien er voorafgaandelijk aan de dagvaarding of de instelling van de eis of verweer dienaangaande in conclusies een tijdige ingebrekestelling is geschied.
Hof van beroep Antwerpen - 15 januari 2018 2016/AR/239 ( Toch stelt het Hof van Cassatie in haar arrest van 26/12/2014, AR C.14.0168.N, dat de ingebrekestelling ook in de dagvaarding kan.
Koophandel Oudenaarde stelt dat een dagvaarding dient voorafgegaan door een aangetekende ingebrekestelling. Cassatie meent dat deze ingebrekestelling ook in de dagvaarding kan
De rechter die uitspraak moet doen over de vordering tot ontbinding van een wederkerige overeenkomst, dient de omvang en de draagwijdte te onderzoeken van de door de partijen aangegane verbintenissen en, aan de hand van de feitelijke omstandigheden, te beoordelen of de aangevoerde wanprestatie voldoende ernstig is om de ontbinding uit te spreken (1). (1) Cass. 24 september 2009 , AR C.08.0346.N, AC 2009 , nr. 524.
Het verder exploiteren van een handelszaak na instelling van een vordering tot ontbinding sluit de ontbinding niet uit.
Arrest
GRAND HOTEL GEORGES V cvba, met zetel te 8400 Oostende, Vlaanderenstraat 42,
eiseres,
tegen
R. P.,
verweerder,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge van 18 december 2013.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
1. Krachtens artikel 1184, eerste lid, Burgerlijk Wetboek is de ontbindende voorwaarde in wederkerige contracten altijd stilzwijgend begrepen, voor het geval dat een van beide partijen haar verbintenis niet nakomt.
De rechter die uitspraak moet doen over de vordering tot ontbinding van een we-derkerige overeenkomst, dient de omvang en de draagwijdte te onderzoeken van de door de partijen aangegane verbintenissen en, aan de hand van de feitelijke omstandigheden, te beoordelen of de aangevoerde wanprestatie voldoende ernstig is om de ontbinding uit te spreken.
2. Aan de vordering tot ontbinding gaat de ingebrekestelling van de schul-denaar vooraf. Deze ingebrekestelling kan gebeuren in de inleidende dagvaarding.
3. De omstandigheid dat de schuldenaar na de dagvaarding de verbintenis alsnog uitvoert, sluit niet uit dat de rechter oordeelt dat de niet-nakoming in het ver-leden waarvoor de schuldenaar eerder in gebreke werd gesteld, van dien aard is dat zij de ontbinding van de overeenkomst wettigt.
4. Uit het arrest blijkt dat:
- de eiseres een handelshuis huurt van de verweerder;
- de eiseres als huurder op 13 oktober 2011 werd aangemaand voor de achterstal-lige huurtermijnen van augustus, september en oktober 2011;
- de verhuurder op 9 maart 2012 overging tot dagvaarding strekkende tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de betaling van de achterstallige huurter-mijnen voor de periode van december 2011 tot maart 2012 en een saldo voor de maanden oktober en november 2011;
- de eiseres na de betekening van de dagvaarding en voor de inleidende terecht-zitting de achterstallige huurgelden betaalde;
- de eiseres aanvoert dat de vordering tot ontbinding niet kan worden ingewilligd omdat zij door de betaling van de achterstallige huurgelden niet meer in verzuim is.
5. De appelrechters die vaststellen dat op 9 maart 2012 gedurende vier opeen-volgende maanden geen huur werd betaald en ook voordien in oktober 2011 de ei-seres diende aangemaand te worden tot betaling van de huurprijs en op grond hiervan oordelen dat "het aanhoudend niet betalen van de contractuele huurprijs, zonder voorafgaande verwittiging, verantwoording of duiding, manifest de ontbinding van de huur in het nadeel van [de eiseres] [rechtvaardigt]", verantwoorden hun beslissing naar recht.
Het middel kan niet worden aangenomen.
Dictum
Het Hof,
eenparig beslissend,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 943,92 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer
Noot: De rechtbank van Koophandel te Oudenaarde oordeelde in haar vonnis van din, 03/03/2015, A.R.: A/14/00165 dat een dagvaarding steeds voorafgegaan dient te woorden door een aanmaning.