Rolnummer 6823
Arrest nr. 60/2018 van 17 mei 2018
ARREST
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1385quinquies van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof,
Roeland Vasseur, Grondwettelijk Hof rechtspositie schuldeiser dwangsom, Juristenkrant 13 juni 2018, pagina 6.
Aanvullende rechtspraak:
Hof van Cassatie, 1e Kamer – 5 december 2008, RW 2010-2011, 1775
L.H. en NV P.R.P. t/ NV S.B.M.E.
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 16 oktober 2006 gewezen door het Hof van Beroep te Brussel.
...
III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
...
Tweede onderdeel
3. Krachtens art. 2251 BW loopt de verjaring niet tegen hen voor wie de wet een uitzondering maakt. Deze bepaling strekt ertoe te beletten dat de verjaring verder loopt tegen diegene die op grond van de wet verhinderd wordt de betaling van zijn schuldvordering te verkrijgen.
4. Het instellen van een vordering tot uitlegging of verbetering van een vonnis als bedoeld in art. 793 en 794 Ger.W. heeft niet tot gevolg dat de uitvoerbare kracht van de uit te leggen of de te verbeteren beslissing wordt geschorst.
Dit is evenmin het geval voor de tenuitvoerlegging van de aan de uit te leggen of te verbeteren beslissing verbonden dwangsom. Het behoort immers, volgens het arrest nr. 84/3 van 5 juli 1985 van het Benelux- Gerechtshof, tot de aard van de dwangsom dat zij niet eisbaar is voor een tijdsruimte waarin geen gedwongen tenuitvoerlegging mogelijk is maar wel eisbaar als die tenuitvoerlegging mogelijk blijkt.
5. Het onderdeel dat ervan uitgaat dat de verjaring van de dwangsom wordt geschorst als gevolg van een vordering tot uitlegging van de beslissing van de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, berust op een onjuiste rechtsopvatting.
Het onderdeel faalt naar recht.