Quantcast
Channel: Burgerlijk recht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 1217

Opdrachten van de gemeente en de provincie inzake buurtwegen en voetwegen

$
0
0

Taken en bevoegdheid van de gemeente en de provincie inzake buurtwegen:

Het provinciaal reglement op de buurtwegen bepaalt de verantwoordelijkheid, opdrachten rechten en verplichtingen van zowel de lokale gemeentebesturen, de provincie en de aangelanden inzake de buurtwegen.

Franse term: 
chemin vicinal
Rechtspraak: 

Buurtweg- Publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang - Breedte

Vred. Zomergem 6 juli 2012 RABG 2013/2, 107

samenvatting

Buurtwegen zijn openbare wegen, ook al behoort hun bedding aan een privéeigenaar toe. Is de bedding private eigendom, dan rust erop een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid. Het is echter ook mogelijk dat een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang wordt gevorderd welke niet te bespeuren valt in de Atlas der buurtwegen.

De vermelding van de breedte van een buurtweg in de Atlas der buurtwegen heeft enkel rechtsgevolgen voor de daarin vermelde breedte en niet voor de ruimere breedte waarover die weg wordt gebruikt (art. 2 wet 10 april 1841 op de buurtwegen; Cass. (lste k.) AR C.94.0481.N, 29 november 1996, Wauters/ Vanherwegen, Af. T. 1997-98, 9, noot S. SNAET, RW 1997-98, 225).

Maar dit neemt niet weg dat er een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid kan bestaan van doorgang over een veel ruimere breedte.

De bewijslast van het bestaan van een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang rust bij de eiseres. De vrijheid van erven wordt volgens ons huidige rechtssysteem immers nog steeds vermoed.

Een recht van overgang over een privédomein kan als erfdienstbaarheid tot openbaar nut ten behoeve van de inwoners van de gemeente en van alle belanghebbenden worden verkregen door een dertigjarig voortdurend en onafgebroken, openbaar en niet dubbelzinnig gebruik van een strook grond door eenieder, voor het openbaar verkeer, mits dit gebruik geschiedt met de bedoeling de strook als zodanig te gebruiken en niet berust op een enkel gedogen van de eigenaar van het goed waarop de overgang wordt uitgeoefend

Tekst vonnis

(GEMEENTE ZOMERGEM/T .D .F.)

1.Procedure

De rechtspleging is geschied in het Nederlands overeenkomstig de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

De partijen werden heden gehoord ter openbare terechtzitting in hun middelen en conclusies op de openbare terechtzitting van 25 mei 2012, waarna de debatten werden gesloten.

De stukken werden ingezien: o.m. de dagvaarding van gerechtsdeurwaarder L. Luysterborg d.d. 25 augustus 2011, het tussenvonnis d.d. 27 januari 2012, het proces-verbaal van plaatsopneming met persoonlijke verschijning dd. 10 februari 2012 en de door partijen neergelegde conclusies en bewijsstukken.

2. Geschil en vorderingen

De vordering van de eiseres strekt ertoe (citaat):

"De vordering van concludente ontvankelijk en gegrond te verklaren; De tegenvordering ontvankelijk doch ongegrond te verklaren; Dienvolgens in hoof dorde:

te zeggen voor recht dat de verweerder gehouden is op zijn eigendommen, kadastraal gekend onder de percelen ( ... ) en ( ... ), over hun volledige breedte een volledige en vrije doorgang te vrijwaren en elke obstructie te verwijderen, alsook alle afsluitingen en omheiningen terug te plaatsen op de grenslijnen van deze percelen (dus: achter de huidige bomenrijen);

verweerder te veroordelen tot betaling van een dwangsom gelijk aan 500,00 EUR per dag een inbreuk op voormeld bevel wordt aangebracht of in stand gehouden meer de kosten van vaststelling en invordering;

Zeer ondergeschikt

Een getuigenverhoor te bevelen;

 

Verweerder te veroordelen tot de gerechtelijke intresten alsook tot de kosten van het geding daarin begrepen de dagvaardingskosten en de wettelijk geïndexeerde rechtsplegingsvergoeding begroot op 1 320,00 EUR. Het vonnis uitvoerbaar te horen verklaren bij voorraad, niettegenstaande alle verhaal, en met uitsluiting van de mogelijkheid tot kantonnement."

De verweerder vraagt om de vordering om elke obstructie te verwijderen, zonder voorwerp te verklaren. Hij vraagt om te zeggen voor recht dat de zaak niet in staat is wat de publiekrechtelijke erfdienstbaarheid betreft, zolang de vier andere eigenaars niet in het geding betrokken zijn. Hij stelt een tegeneis in die ertoe strekt te zeggen voor recht dat de doorgang beperkt is tot een strook van 1,6 meter breedte, te rekenen vanaf de perceelsgrens aan de linkerzijde, gezien vanaf de Bauwerwaan. Uiterst ondergeschikt verzoekt ook de verweerder om een getuigenverhoor. Hij verlangt de veroordeling van de eiseres tot betaling van de kosten van het geding, aan zijn zijde begroot op een rechtsplegingsvergoeding van 1.320 EUR.

3. Beoordeling

3.1. Toelaatbaarheid van de vordering

De vordering om obstructies te verwijderen is wel toelaatbaar. De bewering dat obstructies bestaan, raakt een verweer ten gronde.

Voor het overige worden geen excepties, noch middelen van ontoelaatbaarheid opgeworpen.

De vrederechter stelt ook ambtshalve geen redenen van ontoelaatbaarheid van de vordering vast.

3.2. Gegrondheid van de vordering

3.2.1.

Uit de door het ambt van notaris B. Loontjens op 22 februari 2011 verleden koopakte blijkt dat de verweerder volgende onroerende goederen heeft aangekocht:

- een perceel weiland gelegen te Zomergem, ( ... );

- een perceel weg gelegen te Zomergem aan de Bauwerwaan, ( ... ).

Die notariële akte beschrijft wat betreft dat "perceel weg" dat het eeuwigdurend, kosteloos en onvergeld bezwaard zal zijn met (citaat) "een recht van doorgang, toegang en uitweg naar de straat Bauwerwaan, in voordeel van het perceel bekend( ... )"

Uit de tweede door het ambt van notaris B. Loontjens op 22 februari 2011 verleden koopakte blijkt dat de verweerder heeft aangekocht: "Een perceel weg gelegen te Zomergem, Rijvers, ter plaatste Hatselkouter, bekend ten kadaster volgens vorige titel en recent kadastraal uittreksel te Zomergem ( ... )"

Tevens wordt nog een op 10 november 2010 onderschreven onderhandse koopovereenkomst voorgelegd waarbij de verweerder, onder de opschortende voorwaarde van de uitoefening van het voorkooprecht door de zittende pachters, een perceel landbouwgrond te Zomergem heeft aangekocht, ( ... )

 

Uit het voorgelegde uittreksel van de kadastrale legger blijkt dat het perceel "Ryuischstr. ( ... r omschreven staat als een "weg" met een oppervlakte van 11 are.

3.2.2.

Buurtwegen zijn openbare wegen, ook al behoort hun bedding aan een privéeigenaar toe. Is de bedding private eigendom, dan rust erop een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid. Het is echter ook mogelijk dat een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang wordt gevorderd welke niet te bespeuren valt in de Atlas der buurtwegen.

3.2.3.

De verweerder is de eigenaar van een deel van de voetweg nr. 82.

Uit de Atlas der buurtwegen blijkt dat, onder meer, op de percelen ( ... ) en ( ... ) een buurtweg loopt met een wettelijke breedte van 1,60 meter.

Uit diens verklaringen en uit zijn verdediging moet trouwens worden begrepen dat de verwerende partij niet betwist dat over zijn eigendom een buurtweg, als publiekrechtelijke erfdienstbaarheid, loopt met een wettelijke breedte van 1,60 meter. Tijdens de plaatsopneming verklaarde de verweerder: "ik: heb het deel ( ... ) en ( ... ) gekocht met inbegrip van de wettelijke breedte van de buurtweg." Hij verklaarde ook: "ik: wens dat de huidige dreef versmald wordt naar de wettelijke breedte van de buurtweg." In de namens hem neergelegde syntheseconclusie argumenteert de verweerder dat hij van oordeel is dat enkel een doorgang van 1,60 meter moet worden geëerbiedigd. De verweerder steunt zich, onder meer, op een beslissing van de bestendige deputatie van Oost-Vlaanderen d.d. 30 september 2010 betreffende een bezwaar tegen een aanslag voor wateringbelastingen. Ook daarin is sprake van een voetweg nr. 82 met een wettige breedte, volgens de Atlas der buurtwegen, van 1,60 meter. Dergelijke breedtes zijn trouwens veel voorkomend voor buurtwegen, net zoals een breedte van 1,30 meter of 2,20 meter.

De vermelding van de breedte van een buurtweg in de Atlas der buurtwegen heeft enkel rechtsgevolgen voor de daarin vermelde breedte en niet voor de ruimere breedte waarover die weg wordt gebruikt (art. 2 wet 10 april 1841 op de buurtwegen; Cass. (lste k.) AR C.94.0481.N, 29 november 1996, Wauters/ Vanherwegen, Af. T. 1997-98, 9, noot S. SNAET, RW 1997-98, 225).

3.2.4.

De discussie tussen de gedingpartijen moet uiteindelijk worden herleid tot de vraag of de percelen ( ... ) en ( ... ), over hun volledige breedte, en dus niet enkel over de wettelijke breedte van 1,6 meter, belast zijn met een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang. Het moet worden vastgesteld dat de eiseres initieel de erkenning van een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid nastreefde over een breedte gelijk aan 5,50 meter.

 

De bewijslast van het bestaan van een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang rust bij de eiseres. De vrijheid van erven wordt volgens ons huidige rechtssysteem immers nog steeds vermoed.

Een recht van overgang over een privédomein kan als erfdienstbaarheid tot openbaar nut ten behoeve van de inwoners van de gemeente en van alle belanghebbenden worden verkregen door een dertigjarig voortdurend en onafgebroken, openbaar en niet dubbelzinnig gebruik van een strook grond door eenieder, voor het openbaar verkeer, mits dit gebruik geschiedt met de bedoeling de strook als zodanig te gebruiken en niet berust op een enkel gedogen van de eigenaar van het goed waarop de overgang wordt uitgeoefend (Cass. 13 mei 2011, C.10.0045.N; Cass. (1 stek.) AR C.94.0481.N, 29 november 1996, Af. T. 1997-98, 9, noot S. SNAET, RW 1997-98, 225; Cass. 19 december 1895, Pas. 1896, 1, p. 48; Cass. 28 juli 1854, Pas. 1854. 1, p. 421; Gent 27 september 1988, RW 1989-90, 53; Rb. Leuven 6 oktober 1999, TBBR 2001, 117; Corr. Aarlen 28 oktober 1970, Jur. Liège 1973-74, 290; Vred. Marchienne-au-Pont 21 november 1986, TBBR 1989, 35; A. DRAYE, "Buurtwegen en publiekrechtelijke erfdienstbaarheden van doorgang. Een analyse van wetgeving en recente rechtspraak", CDPK 2008, afl. 2, 390-415;]. KOKELENBERG en T. VAN SINAY, "Overzicht van rechtspraak. Zakenrecht (1980-1988)", TPR 1989, p. 1789, nr. 141; V. SAGAERT en K. SWINNEN, Privaatrechtelijke erfdienstbaarheden door het oog van de Ll'" eeuw, Brussel-Gent, De Boeck-Larcier, 2012, 96, nr. 106). Het betreft dan een bijzonder recht, waarop art. 691 BW geen vat heeft (H. DE PAGE en R. DEKKERS, Traité, V, nr. 791; H. VUYE, "Fundamentele regels omtrent buurtwegen", R.Cass. 1994, 93-97). Het uitgangspunt is dat een dertigjarig bezit, dat voldoet aan de voormelde kenmerken, iedere gedachte van louter gedogen uitsluit (Cass. 6 maart 1980, RW 1980-81, 916). Om iets door verjaring te verkrijgen, is een voortdurend en onafgebroken, ongestoord, openbaar, niet dubbelzinnig bezit (art. 2229 BW) vereist.

Om de hierna vermelde redenen moet worden geconcludeerd dat de eiseres niet slaagt in de op haar rustende bewijslast.

3.2.5.

Uit de plaatsopneming van de rechtbank is gebleken dat de dreef tussen de Bauwerwaan en Rijvers verschillende breedtes vertoont, alsook dat de berijdbare breedte verschilt van de werkelijke breedte van de voormelde percelen. Wat betreft de grotere breedte dan de voormelde 1,6 meter bestaat alvast geen inschrijving van de dreef in de Atlas der buurtwegen.

Het is niet omdat gebeurlijk ten behoeve van aangelanden een conventionele erfdienstbaarheid van doorgang of een wettelijk recht van uitweg zou bestaan, dat daarmee ook mag aanvaard worden dat deze dreef belast is met een erfdienstbaarheid tot nut van het algemeen. Dat tijdens de plaatsopneming derhalve kon worden vastgesteld dat de Bauwerwaan en de Rijvers verbonden zijn door een dreef, onder meer over de percelen welke eigendom zijn van de verweerder, over een grotere breedte dan de wettelijke breedte welke blijkt uit de Atlas der buurtwegen, bewijst het bestaan van een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang over die grotere breedte geenszins.

 

Dat bezijden die dreef populieren zijn ingeplant, waarvan de verweerder erkent dat deze ouder zijn dan 30 jaar, is op zich ook geen sluitend bewijs van een voortdurend, ongestoord en ondubbelzinnig gebruik van de dreef als een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang. Ook privaatrechtelijke erfdienstbaarheden van doorgang en uitwegen worden soms op de grens beplant met bomen.

De aanwezigheid van bandensporen van auto's of tractoren bewijst al evenmin een voortdurend, ongestoord en ondubbelzinnig gebruik van de dreef zoals voormeld. Immers kunnen aangelanden, zowel als de verwerende partij zelf uitwegen naar de Bauwerwaan of naar Rijvers via de dreef. Bovendien bewijzen deze sporen niet een voortdurend, ongestoord en ondubbelzinnig gebruik van de dreef over een grotere, dan de wettelijke, breedte gedurende meer dan 30 jaren.

Dat van de dreef gebruik gemaakt wordt door het publiek in het algemeen, in het bijzonder door fietsers en wandelaars, bewijst geen ondubbelzinnig gebruik van de dreef over een grotere breedte dan de wettelijke breedte zoals die blijkt uit de Atlas der buurtwegen. Dergelijk gebruik kan immers net de uiting zijn van het recht dat het publiek kan putten uit de publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang zoals die wel blijkt uit de Atlas der buurtwegen, en dus over een breedte van 1,6 meter. Er bestaat dus enkel dubbelzinnigheid.

Dat een perceel kadastraal bekend staat als "weg", impliceert helemaal niet dat het betreffende perceel over de volledige breedte bezwaard is met een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang. Het is van algemene bekendheid dat ook privaatrechtelijke wegen van doorgang kadastraal soms als "weg" benoemd worden. Bovendien is het niet de kadastrale omschrijving die het juridisch statuut van een perceel dwingend kan opleggen.

3.2.6.

Om de voormelde redenen is het overbodig een getuigenverhoor te bevelen. Dergelijke onderzoeksmaatregel moet afdoende en ter zake dienend zijn. Aangezien uit de hogere overwegingen blijkt dat, hoe dan ook, geenszins een ondubbelzinnig gebruik, noch een onafgebroken en voortdurend gebruik van de dreef over een grotere, dan de wettelijke breedte, kan bewezen worden, zelfs niet met een getuigenverhoor, heeft de gevraagde onderzoeksmaatregel geen zin. Zelfs al zou een getuige verklaren dat de dreef door het publiek in het algemeen over de volledige breedte van het kadastrale perceel werd gebruikt, dan nog blijft de dubbelzinnigheid bestaan omdat het publiek redelijkerwijze als uitgangspunt mocht/mag nemen dat de buurtweg over de wettelijke breedte kon gebruikt worden. Aangezien de buurtweg blijkbaar gelegen is in een dreef langs waar aangelanden dienen uit te wegen, hetzij op basis van een wettelijk recht van uitweg, dan wel ingevolge een conventionele erfdienstbaarheid van doorgang (zie al hoger), dan wel ingevolge gedoogzaamheid, blijft de dubbelzinnigheid altijd bestaan.

Het is overigens, zoals de verweerder aanhaalt, zeer eigenaardig dat de eiseres slechts één eigenaar, de verweerder, van een deel van de wegel aanspreekt. De andere eigenaars worden niet verontrust, dit terwijl de verweerder nochtans een verklaring voorlegt van een van die eigenaars die het duidelijk helemaal niet eens is met het standpunt van de eiseres. De verweerder verwijst bovendien terecht naar een besluit van de bestendige deputatie van Oost-Vlaanderen van 30 september 2010 waarin nadrukkelijk wordt vermeld dat de strook waarover de eiseres een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang erkend wenst te zien, geen openbaar karakter heeft. Daarbij wordt in uitdrukkelijke bewoordingen gesteld dat de extra breedte van de dreef beschouwd wordt als privaat patrimonium van de aanpalenden aan de voetweg.

3.2.7.

Obstructies werden tijdens de plaatsopneming niet vastgesteld. Integendeel erkent de verweerder het bestaan van een buurtweg over de wettelijke breedte van 1,60 meter. Kennelijk waren er in het verleden wel enige tribulaties, doch de versies van de gedingpartijen verschillen. De eiseres meent dat de verweerder de buurtweg blokkeerde, dit terwijl de verweerder stelt dat hij de buurtweg ten belope van de wettelijke breedte openhield, maar ook niet meer. Hij beklaagt zich over overlast doordat de doorgang wordt misbruikt door bestuurders van quads en auto's. De vrederechter kan niet nagaan wie het juist voor heeft. Aan de verklaring van de ene of de andere partij mag niet de voorkeur worden gegeven, op risico het bewijsrecht te schenden. In elk geval: over een wettelijke breedte van 1,60 meter zijn auto's en quads niet welkom: wel voetgangers, fietsers en bereden dieren, zoals de ter plaatse vastgestelde verkeersborden (zie PV plaatsopneming) trouwens ook verplichtend aangeven. Auto's en quads zijn overigens niet verzoenbaar met de rust eigen aan de "trage wegen".

De hoofdeis is derhalve volledig ongegrond.

3.2.8.

Wat betreft de tegeneis kan worden bevestigd dat de publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang beperkt is tot een strook van 1,6 meter, evenwel conform het in de Atlas der buurtwegen opgenomen plan van de voetweg nr. 82. De Atlas der buurtwegen bepaalt immers de bestaande en de wettige breedte van de buurtwegen. Daarbij zijn de plans bepalend (en niet de tabellen welke immers wettelijk niet voorzien zijn), hetgeen blijkt uit artikel 2 van de Wet van 10 april 1841 op de buurtwegen: "De plannen opgemaakt, aangevuld of herzien overeenkomstig de regelen die zullen worden voorgeschreven door de regering, ermede belast de goede uitvoering daarvan te verzekeren, zullen benevens de tegenwoordige breedte van de weg, de grachten inbegrepen, de breedte aanduiden, die hij behoort te hebben ingevolge de wettelijke opzoekingen en erkenningen, mitsgaders de grootte en de aanwijzing van de stukken grond die uit de aanpalende eigendommen in bezit genomen moeten worden." (art. 2 Wet van 10 april 1841, vgl. met L. MESOT (ed.), "Nationael Woordenboek van het Belgisch Regt", Brussel, Mesot, 1864, p. 182-191; Cass. 14 mei 1891, Pas. 1891, I, p. 151)

4. De gedingkosten

Als in het ongelijk gestelde partij wordt de eiseres verwezen in al de gedingkosten. Gezien de eis niet in geld waardeerbaar is, bedraagt de rechtsplegingsvergoeding 1.230 EUR.

 

5. De uitvoerbaarheid bij voorraad

Gezien deze beslissing gesteund is op de gegevens van de Atlas de buurtwegen en een bestendiging van een bestaande situatie inhoudt, en gezien het nuttig is een einde te stellen aan de overlast dient dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard, zoals gevraagd door de eiseres.

OM DEZE REDENEN,

Beslissend op tegenspraak

Met inachtneming van de artikelen 2, 34, 36, 37 en 41 van de Wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken.

1. De hoofdeis is toelaatbaar, maar niet gegrond.
2.
3. De tegeneis is toelaatbaar en in de hierna bepaalde mate gegrond.
4.
5. Zegt voor recht dat de publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang beperkt is tot een breedte van 1,60 meter volgens de bedding zoals weergegeven in de Atlas der buurtwegen.
6.
7. Veroordeelt de eiseres tot de betaling van alle gedingkosten welke zoals volgt worden begroot:
8.
- Aan de zijde van de eiseres; dagvaarding en rolrecht: 172,19 EUR kosten plaatsopneming: 28 EUR rechtsplegingsvergoeding: 1.320 EUR

- Aan de zijde van de verweerder: rechtsplegingsvergoeding: 1.320 EUR

5. Wijst elk anders of meer gevorderde af als niet gegrond.
6.
7. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande alle verhaal en zonder borgstelling.
8.
De vrederechter heeft getekend met de griffier. Waar aanwezig was: K. De Greve, vrederechter.

Noot

Tegen dit vonnis werd hoger beroep ingesteld.

 

Wetgeving: 

Wet op de buurtwegen van 10 april 1841

Hoofdstuk I. Van de erkenning en van de afpaling der buurtwegen.

Artikel 1. In de gemeenten waar geen algemene rooi- en afpalingsplannen der buurtwegen bestaan, zullen de gemeentebesturen deze plannen doen opmaken binnen de termijn van twee jaar, te rekenen van de bekendmaking dezer wet.
Zij zullen binnen dezelfde termijn desnoods, de bestaande plannen, welke aan dezelfde eisen zullen behoren te voldoen als de plannen die overeenkomstig de tegenwoordige wet opgemaakt moeten worden, doen aanvullen of herzien.

Art. 2. De plannen opgemaakt, aangevuld of herzien overeenkomstig de regelen die zullen worden voorgeschreven door de regering, ermede belast de goede uitvoering daarvan te verzekeren, zullen benevens de tegenwoordige breedte van de weg, de grachten inbegrepen, de breedte aanduiden, die hij behoort te hebben ingevolge de wettelijke opzoekingen en erkenningen, mitsgaders de grootte en de aanwijzing van de stukken grond die uit de aanpalende eigendommen in bezit genomen moeten worden.
Zij zullen daarenboven de aanwijzing voorgeschreven bij art. 13 inhouden.

Art. 3. De kosten die de uitvoering der voorgaande artikelen zal medebrengen, zullen voor de helft ten laste van de Staat en voor de helft ten laste van de gemeente vallen.

Art. 4. Deze plannen zullen gedurende twee maand in het secretariaat van de gemeente ter inzage neergelegd worden.
Gedurende deze termijn en behoudens hetgeen bij art. 5 bepaald is ten opzichte van de eigenaars, heeft iedereen het recht om bezwaren in te dienen, mits inachtneming van art. 6.
De ter inzage legging zal worden bekend gemaakt bij aankondiging en aanplakking in de gewone vorm en in een dagblad van de provincie en het arrondissement indien er bestaan.

Art. 5. De eigenaars van de stukken grond op het plan aangeduid als bestemd om ten behoeve van de weg teruggegeven of in bezit genomen te worden, zullen in kennis worden gesteld van de dag der nederlegging van het plan.
Het bericht zal de aanwijzing van deze stukken grond inhouden en zal kosteloos worden gegeven, ten verzoeke van het college van burgemeester en schepenen, door de politieambtenaar of de veldwachter van de gemeente, hetzij aan de persoon, of ter woonplaats, indien de eigenaars in de gemeente woonachtig zijn. In het tegenovergesteld geval zal het bericht bij middel van de post worden toegezonden en aldaar van ambtswege aangetekend zo hun verblijfplaats bekend is; daarenboven zal het tweemaal met een tussentijd van acht dagen op de gewone wijze aangeplakt worden.
De eigenaars zullen hun bezwaren mogen indienen gedurende de termijn van twee maand te rekenen van de dagtekening van het bericht.

Art. 6. De bezwaren worden aan de gemeenteraad ingezonden; zij behelzen de keuze van een woonplaats in de gemeente; door de secretaris wordt een bewijs van ontvangst afgegeven.
De gemeenteraad is gehouden uitspraak te doen binnen de twee maand na het verstrijken van de bij voorgaand artikel 4 bepaalde termijn.
De beslissing wordt betekend hetzij aan de persoon, hetzij ter woonplaats overeenkomstig artikel 5.
Indien degene die een bezwaar indient niet in de gemeente woonachtig is, zal de betekening ter gekozen woonplaats geschieden.

Art. 7. Hoger beroep van de beslissingen der gemeenteraden staat open bij de deputatie van de provinciale raad.
Het moet op straffe van verval worden ingesteld, binnen de termijn van twee maand, te rekenen van de betekening der beslissing van de gemeenteraad.

Art. 8. Het beroep wordt gedaan bij middel van een verzoek ingediend bij de provinciale deputatie.
De griffier ontvangt het verzoek; hij geeft er ontvangstbewijs van.
De deputatie doet uitspraak, zonder hoger beroep, binnen de drie maand, te rekenen van de ontvangst van het verzoek; haar beslissing wordt met redenen omkleed en betekend overeenkomstig de artikelen 5 en 6.

Art. 9. Na de inachtneming der bovengemelde formaliteiten worden de plannen door de deputatie definitief vastgesteld.
Nochtans kunnen zij altijd door de bevoegde overheden worden gewijzigd mits inachtneming van de voorschriften der artikelen 5, 6, 7 en 8.

Art. 10. Het besluit van de provinciale deputatie waarbij het plan definitief vastgesteld wordt, doet geenszins afbreuk aan de eigendomsvorderingen noch aan de rechten die daaruit voortspruiten.
Het zal een rechtstitel zijn voor de verjaring van 10 en 20 jaar.
Een duplicaat van de tabellen door de deputatie goedgekeurd zal ter griffie van het provinciaal bestuur neergelegd worden.

Art. 11. De rechtsgedingen waartoe de rechten vermeld bij het vorig artikel aanleiding geven, alsook degene betreffende de percelen grond op het plan aangeduid als bestemd zijnde om teruggegeven te worden ten behoeve van de wegen worden door de rechtbanken onderzocht en er wordt uitspraak over gedaan als voor spoedeisende zaken.
Wanneer ter uitvoering van het plan onteigening noodzakelijk is, zal het plan bij koninklijk besluit worden goedgekeurd, en men zal zich gedragen naar de voorschriften van de wet van 17 april 1835 op de onteigening te algemenen nutte.

Art. 12.De buurtwegen, zoals zij worden erkend en gehandhaafd ingevolge de algemene rooi- en afpalingsplannen, kunnen door geen verjaring verkregen worden zolang zij dienen tot het openbaar gebruik, behoudens de vóór onderhavige wet verkregen rechten.

Art. 12. (WAALSE GEWEST)
De buurtwegen, zoals zij worden erkend en gehandhaafd ingevolge de algemene rooi- en afpalingsplannen, kunnen door geen verjaring verkregen worden [1 ...]1, behoudens de vóór onderhavige wet verkregen rechten.
----------
(1)<DWG 2011-06-03/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Hoofdstuk II. Van het onderhoud en de verbetering der buurtwegen.

Art. 13. De kosten betreffende de buurtwegen zijn ten laste van de gemeenten.
Nochtans zullen de provinciale raden mogen beslissen dat deze kosten in het geheel of ten dele ten laste zullen zijn van de aanpalende eigenaars, alwaar zodanig gebruik gevestigd is.
In geval van enig geschil omtrent de last tot onderhoud moeten de gemeenten, op beslissing der deputatie van de provinciale raad, voorlopig voorzien in het onderhoud van de wegen die het voorwerp van het geschil uitmaken, behoudens het verhaal der gemeenten op de derden, indien daartoe grond is.
Bij onderhavig artikel wordt geen wijziging gebracht aan de verplichtingen voortspruitende uit de rechten door de gemeenten verkregen vóór onderhavige wet, noch aan de verordeningen inzake de polders en de wateringen.

Art. 14. In geval de gewone inkomsten der gemeente niet volstaan, wordt ieder jaar voorzien in de uitgaven voor de buurtwegen bij middel van:
1° een prestatie van een dag werken ten laste van elk gezinshoofd of hoofd van een inrichting die geen 3 frank directe belastingen betaalt, in zover als zij geen behoeftigen zijn;
2° een prestatie van twee dagen werken ten laste van elk gezinshoofd of hoofd van een inrichting die ten minste 3 frank directe belastingen betaalt;
3° een prestatie van twee dagen van elk paard, last-, trek- of rijdier ten dienste van de gezinnen of van de inrichtingen in de gemeente, met voerlieden en middelen van vervoer, ten laste van de eigenaars, vruchtgebruikers en bezitters;
4° bijzondere opcentimes op de hoofdsom van de belastingen die in de gemeente betaald worden (...). <W 20/05/1863, art. 1, B.S. 22-05-1863>
De bijzondere centimes zullen altijd voor ten minste een derde in de uitgaven bijdragen; indien het beloop van de prestaties opgelegd volgens de drie eerste grondslagen meer bedraagt dan de twee andere derden, zullen deze naar evenredigheid van deze hoeveelheid verminderd kunnen worden.
Onder de benaming van gewone inkomsten der gemeente worden niet begrepen de personele omslagen over de ingezetenen, noch de aandelen van hout in natura aan deze laatste uitgereikt voor hun brandhout.
(...) <W 20/05/1863, art. 1, B.S. 22-05-1863>
De krachtens onderhavige wet ingestelde middelen tot onderhoud en verbetering der buurtwegen, maken een bijzonder fonds uit hetwelk voor geen andere dienst zal mogen gebruikt worden.
De provinciale verordeningen zullen de wijze vaststellen waarop de steden in de uitgaven voor de buurtwegen zullen moeten bijdragen.

Art. 15. De prijs van het dagloon wordt begroot overeenkomstig artikel 4, titel II der wet van 28 september 1791, en de belastingschuldige, die niet overeenkomstig het volgende artikel zal verklaard hebben de prestaties in natura, voortvloeiende uit de twee eerste grondslagen van artikel 14, te willen doen, zal een korting genieten van een vijfde op de prijs van elk dagloon.
De deputatie van de provinciale raad begroot jaarlijks de waarde van de dagprestatie der gruiskarren, karren of andere bespannen rijtuigen, paarden, last- en trekdieren.

Art. 16. Het aanslagbriefje zal, behalve de aanslag in bijzondere centimes, de prestaties in natura volgens de drie eerste grondslagen na artikel 14, in geld uitgerekend overeenkomstig het voorgaand artikel, inhouden.
Binnen de maand na de afgifte der aanslagbriefjes, is elke belastingschuldige bevoegd om zijn keuze te laten kennen aan het college van burgemeester en schepenen; na het verstrijken van deze termijn zijn de prestaties in natura invorderbaar in geld.
In alle gevallen zal de breuk in minder, tussen de prestaties in natura en de begroting in ged, door de belastingschuldige in muntspeciën moeten aangevuld worden.

Art. 17. De niet in geld afgekochte prestaties zullen in taakwerk kunnen omgezet worden.

Art. 18. Op de voordracht van de gemeenteraden, mag de deputatie van de provinciale raad in de gemeenten alwaar deze wijze haar voordeliger zal schijnen voor de belangen der localiteit, de prestaties in natura in geld omzetten.
De deputatie van de provinciale raad zal zelfs, behoudens goedkeuring van de regering, deze omzetting ambtshalve mogen bevelen.

Art. 19. De artikelen 135, 136 en 137 der gemeentewet zijn toepasselijk op de rollen opgemaakt voor de uitvoering der voorgaande artikelen.

Art. 20. De rollen zijn invorderbaar op de door de deputatie vastgestelde tijdstippen, zij worden ingevorderd overeenkomstig de voor de inning der rijksbelastingen vastgestelde regelen, de ontheffingen worden kosteloos uitgesproken en de rekeningen worden afgelegd zoals voor de andere uitgaven der gemeenten.

Art. 21. De eigendommen van de Staat, die enig inkomen opbrengen, dragen bij in de uitgaven in dezelfde mate als de private eigendommen.

Art. 22. In geval een gemeenteraad mocht trachten zich te onttrekken aan de verplichtingen opgelegd ingevolge dit hoofdstuk, doet de deputatie van ambtswege het bestek der werken opmaken, stelt de rollen vast na de gemeenteraad gehoord te hebben, schrijft de uitvoering der werken voor en beveelt de betaling daarvan uit de gemeentekas, een en ander overeenkomstig artikel 88 der gemeentewet.
Elk jaar deelt de deputatie aan de provinciale raad de staat mede van de krachtens onderhavig artikel gevestigde belastingen.

Art. 23. <W 19-03-1866, art. 1, B.S. 21-03-1866> Wanneer een in staat van bruikbaarheid onderhouden weg gewoonlijk of tijdelijk wordt beschadigd door bos,- turf-, steengroef- en mijnontginningen of door enig ander nijverheidsbedrijf, kunnen de eigenaars of ondernemers der ontginningen of door enig ander nijverheidsbedrijf, kunnen de eigenaars of ondernemers der ontginningen waarvoor het vervoer geschiedt, jaarlijks geroepen worden om tot het onderhoud van die weg bij te dragen door speciale belastingen in verhouding tot de veroorzaakte buitengewone beschadigingen.
Indien er tollen op deze weg bestaan, zullen deze belastingen niet mogen geheven worden, dan indien de tollen niet volstaan voor zijn onderhoud.
Indien de transporten hoofdens dewelke de exploitant met een belasting is bezwaard, aan tollen onderworpen zijn, zal daarmede rekening worden gehouden voor de bepaling van het cijfer der belasting.
De gemeenteraad zal, ten voorlopigen titel, het bedrag van elke bijzondere belasting bepalen. Zijn beraadslaging zal aan de exploitanten langs administratieve weg betekend worden; degene onder hen, die zich zouden benadeeld achten, zullen gedurende vijftien dagen, te rekenen van de betekening, bij de gemeenteraad een klacht mogen idienen en zelfs een eenvoudige tegensprekelijke schatting kunnen eisen.
Na de vervulling van deze formaliteiten zullen de belastingen door de gemeenteraad bepaald worden; indien de exploitatie evenwel in een andere gemeente gelegen is dan die op wier grondgebied de beschadigingen hebben plaats gehad, zal de belasting, op aanvraag van de raad dezer laatste gemeente, bepaald worden door de bestendige deputatie, indien de inrichting in dezelfde provincie gelegen is, en door de Koning in alle andere gevallen.
Indien het een buurtweg van groot verkeer geldt, of indien men zich bevindt in het geval voorzien bij artikel 25 der wet van 10 april 1841, zal, volgens het geval, de belasting rechtstreeks vastgesteld worden, 't zij door de deputatie, 't zij door de Koning, na de belanghebbende partijen en gemeenteraden gehoord te hebben.
Elke exploitant die zich door de beslissing van de gemeenteraad te zwaar belast zal achten, zal een klacht kunnen indienen bij de bestendige deputatie, die, na de gemeenteraad gehoord te hebben, zal beslissen; een beroep op de Koning zal, in alle geval, door de gemeenteoverheden en de exploitanten kunnen ingesteld worden, tegen de beslissingen van de bestendige deputatie.
Dit recht van hoger beroep of van beroep, zal binnen de veertien dagen, te rekenen van de betekening langs de administratieve weg, van de betrokken beslissing, moeten ingesteld worden. Het beroep op de Koning schorst de beslissing niet.
Het artikel 137 der gemeentewet en het artikel 20 der wet van 10 april 1841 zijn toepasselijk op de belastingen ingevoerd krachtens de voorgaande beschikkingen.
De regering is ertoe gemachtigd, indien daartoe aanleiding bestaat, de grondbeginselen van onderhavige wet toe te passen op de door de polders en wateringen onderhouden wegen.

Art. 24. (Wanneer een buurtweg verschillende ge- meenten zal aanbelangen, kan de Koning, na het advies van de gemeenteraden en van de bestendige deputatie van de provincieraad te hebben ingewonnen:
1° hem tot buurtweg van groot verkeer verklaren en er een nummer aan toekennen dat hetzelfde zal zijn voor gans het tracé van de weg;
2° er de wijze van verharding, of enige andere buitengewone uitgave voor voorschrijven;
3° de wijze van uitvoering van een toezicht over de werken regelen.
De vóór deze wet uitgesproken verklaringen tot grote verkeersweg, kunnen door de Koning worden herzien.) <W 1948-08-09/32, art. 4>
De provinciale deputatie zal de gemeenten aanwijzen welke tot deze uitgaven, evenals tot de uitgaven voor onderhoud, zullen behoren bij te dragen, zal de maatstaf bepalen volgens welke ieder van hen daartoe zal moeten bijdragen, behoudens beroep op de Koning vanwege de belanghebbende gemeenten, of vanwege de provinciegouverneur.
Behalve buitengewone gevallen zal geen ge- meente gehouden zijn bij te dragen tot het onderhoud of tot de verbetering van de wegen die zich op het grondgebied van een andere gemeente bevinden.

Art. 25. In geval een buurtweg gemeenten mocht aanbelangen welke tot verschillende provinciën behoren, zal de richting, de breedte van de weg en de maatstaf volgens welke de belanghebbende gemeenten tot het onderhoud of tot de verbetering daarvan zullen bijdragen, bij koninklijk besluit worden bepaald op advies van de gemeentebesturen en de deputatiën der provinciale raden.

Art. 26. De buurtwegen van groot verkeer en, in buitengewone gevallen, de andere buurtwegen, zullen toelagen uit de provinciale kas kunnen ontvangen.

Hoofdstuk III. Verbreding, rechttrekking, aanleg en afschaffing der buurtwegen.

GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Hoofdstuk III. (VLAAMSE OVERHEID)
[1 - Opening, afschaffing, wijziging en verlegging van buurtwegen]1
----------
(1)<DVR 2014-04-04/05, art. 75, 004; Inwerkingtreding : 25-04-2014>

Art. 27.De gemeenteraden zijn gehouden om, ten verzoeke van de deputatie van de provinciale raad, te beraadslagen over de aanleg, de rechttrekking, de verbreding en de afschaffing der buurtwegen.
In geval van weigering te beraadslagen of de nodige maatregelen te nemen, is de deputatie bevoegd om, behoudens 's Konings goedkeuring, van ambtswege de aanleg der werken en de aankopen te bevelen, en in de uitgaven te voorzien, mits inachtneming van de voorschriften van het voorgaande hoofdstuk.

GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 27. (VLAAMSE OVERHEID)
De gemeenteraden zijn gehouden om, ten verzoeke van de deputatie van de provinciale raad, te beraadslagen over [1 de opening, de afschaffing, de wijziging of de verlegging van een buurtweg en eventueel het bijhorende ontwerp van rooilijnplan]1.
In geval van weigering te beraadslagen of de nodige maatregelen te nemen, is de deputatie bevoegd om, behoudens 's Konings goedkeuring, van ambtswege de aanleg der werken en de aankopen te bevelen, en in de uitgaven te voorzien, mits inachtneming van de voorschriften van het voorgaande hoofdstuk.

----------
(1)<DVR 2014-04-04/05, art. 76, 004; Inwerkingtreding : 25-04-2014>

Art. 28.<W 20-05-1863, art. 2, B.S. 22-05-1863> De aanleg, de afschaffing of de wijziging van een buurtweg moeten voorafgegaan zijn van een onderzoek.
De beraadslagingen der gemeenteraden worden onderworpen aan de bestendige deputatie van de provinciale raad, welke beslist behoudens beroep bij de Koning vanwege de gemeente of van de belanghebbende derden.
De beslissingen van de deputatie worden bekendgemaakt door de colleges van burgemeester en schepenen, van de zondag af na dezelver ontvangst en blijven gedurende acht dagen aangeplakt.
Het beroep bij de Koning schorst de beslissingen. Het moet uitgeoefend en aan de gouverneur overgemaakt worden, binnen de vijftien dagen volgende op de in vorige paragraaf vermelde bekendmaking.

GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 28. (VLAAMSE OVERHEID)
<W 20-05-1863, art. 2, B.S. 22-05-1863> [1 Het voornemen tot opening, afschaffing, wijziging of verlegging van een buurtweg wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek. Met behoud van de toepassing van artikel 27, eerste lid, stelt de gemeenteraad hiertoe een ontwerp van rooilijnplan vast dat onderworpen wordt aan onderstaande procedure, behoudens in het geval van een afschaffing.]1
De beraadslagingen der gemeenteraden worden onderworpen aan de bestendige deputatie van de provinciale raad, [1 welke beslist binnen de 90 dagen na ontvangst van de beraadslaging van de gemeenteraad,]1 behoudens beroep bij de Koning vanwege de gemeente of van de belanghebbende derden.
[1 Bij ontstentenis van een tijdige beslissing van de deputatie kan de gemeente beroep instellen tegen het uitblijven van de beslissing.]1
De beslissingen van de deputatie worden bekendgemaakt door de colleges van burgemeester en schepenen, van de zondag af na dezelver ontvangst en blijven gedurende acht dagen aangeplakt.
Het beroep bij de Koning schorst de beslissingen. Het moet uitgeoefend en aan de gouverneur overgemaakt worden, binnen de vijftien dagen volgende op de in vorige paragraaf vermelde bekendmaking.

----------
(1)<DVR 2014-04-04/05, art. 77, 004; Inwerkingtreding : 25-04-2014>

Art. 28bis.<ingevoegd bij W 1948-08-09/32, art. 6> Een buurtweg mag slechts na de goedkeuring door de Koning van een algemeen rooiingsplan worden aangelegd, of rechtgetrokken, de bestendige deputatie gehoord.

GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 28bis. (VLAAMSE OVERHEID)
<Opgeheven bij DVR 2014-04-04/05, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 25-04-2014>

Art. 29. In geval van verlating of van wijziging in de richting vna het geheel of een gedeelte van de buurtweg, zullen de aangelanden van het stuk dat buiten gebruik geraakt is, gedurende zes maanden te rekenen van de bekendmaking door het college van burgemeester en schepenen van het besluit inhoudende de goedkeuring van de wijziging of van de afschaffing, het recht hebben om zich te done machtigen om in volle eigendom te beschikken over de grond die vrij geworden is, mits zich te verbinden tot de betaling, naar de begroting van deskundigen, hetzij van de eigendom, hetzij van de meerwaarde in het geval waarin zij eigenaars van de grond mochten zijn.

Hoofdstuk IV. Politie der buurtwegen.

Art. 30. Wegcommissarissen zullen bij provinciale verordeningen kunnen aangesteld worden.
Zij leggen de eed af voor de vrederechter van hun woonplaats.

Art. 31. De burgemeester en schepenen, de beambten van de plaatselijke politie en de wegcommissarissen zullen gemachtigd zijn om de inzake buurtwegen gepleegde overtredingen en wanbedrijven vast te stellen en om er proces-verbaal van op te maken. Hun processen-verbaal zullen bewijskrachtig zijn behoudens tegenbewijsverschaffing.
De arrondissementscommissarissen zullen bevoegd zijn om zelf over te gaan, of hen wie zulks aangaat te doen overgaan, tot alle handelingen nodig om de overtredingen en wanbedrijven in zake buurtwegen vast te stellen.

Art. 32. De straffen die door de provinciale raden zullen worden vastgesteld wegens overtredingen van hun verordeningen in zake buurtwegen, zullen politiestraffen niet te boven mogen gaan.
De straffen die zwaarder zijn dan die geoorloofd bij onderhavig artikel, welke door de thans bestaande verordeningen en reglementen bepaald zijn, evenals degene die bij artikel 40, titel II der wet van 28 september - 6 oktober 1791 vastgesteld zijn, voor de beschadiging der buurtwegen of de onrechtmatige inbezitneming der breedte ervan, zullen van rechtswege worden verminderd door de hoogste van deze straffen na verloop van de twee jaren die de afkondiging dezer wet zullen volgen.
De bovengemelde overtredingen zullen van nu af aan als politieovertredingen vervolgd en gevonnist worden.

Art. 33. Behalve de straf, zal de (politierechtbank), indien daartoe gronden bestaan, het herstel van de overtreding bevelen binnen de termijn die door het vonnis zal bepaald worden en beslissen dat, bij gebreke van uitvoering, het gemeentebestuur er in zal voorzien op kosten van de overtreder, welke krachtens hetzelfde vonnis zal kunnen worden gedwongen tot de terugbetaling van de kosten op een blote staat opgemaakt door het college van burgemeester en schepenen. <W 10-10-1967, art. 3 (art. 91, § 9), B.S. 31-10-1967>
In geval van verwijzing naar de burgerlijke rechter van een prejudiciële rechtsvraag, zal de partij die de exceptie opgeworpen heeft, verplicht zijn om zich voor de bevoegde rechter te voorzien en van haar gereedheid te doen blijken binnen de maand; zo niet zal met het onderzoek en de beslissing over de overtreding worden voortgegaan.
De zaken, verwezen naar de burgerlijke rechter, zullen als korte en spoedeisende zaken onderzocht en beslist worden.

Art. 34. (...)

Art. 35. De geldboeten worden geheven ten behoeve van de gemeente op wier grondgebied de overtreding gepleegd is geworden en behoren tot het bijzonder fonds bestemd voor het onderhoud der buurtwegen.
Nochtans kan het provinciaal reglement een deel daarvan bestemmen voor de beambten die de overtreding of het wanbedrijf hebben vastgesteld.

Art. 36. De beschikkingen van onderhavig hoofdstuk zijn van toepassing op de politie van de grachten langs de buurtwegen.

Hoofdstuk V. Van de provinciale verordeningen.

Art. 37. De provinciale verordeningen zullen voorzien in de maatregelen die noodzakelijk zijn ten einde de afpaling der buurtwegen en de vergelijking der bij artikel 1 dezer wet vermelde plannen te verzekeren.

Art. 38. Deze verordeningen zullen in elk kanton de aanstelling van werkopzichters kunnen voorschrijven en hun bevoegdheden bepalen.
Zij zullen insgelijks de wijze van benoeming, schorsing of ontslag van deze opzichters en van de wegcommissarissen, mitsgaders hun jaarwedden of vergoedingen vaststellen.
De uitgaven zullen hetzij uit de provinciale fondsen, hetzij uit de fondsen bestemd voor de werken, worden bestreden.

Art. 39. De deputaties der provinciale raden zullen zonder verwijl overgaan tot de herziening der bestaande verordeningen, mits inachtneming van de bepalingen van onderhavige wet.
Deze verordeningen zullen slechts voorlopig zijn; zij zullen door de provinciale raden worden herzien ten laatste in de tweede gewone zitting na de afkondiging van deze wet.
De verordeningen van de deputatie en die van de raad zullen slechts uitvoerbaar zijn na door de Koning te zijn goedgekeurd.
 

Commentaar: 

Definitie buurtweg

Een buurtweg is een weg die wettelijk is erkend tot nut en gebruik van de algemeenheid van de inwoners van één of meer (delen van) gemeenten en die als buurtweg erkend is (zie parlementaire voorbereidingsstukken van art. 1 van het ontwerp van wet van 10 april 1841, Pasin. 1841, 130, geciteerd door H. Vuye, “Fundamentele regels omtrent buurtwegen. Het arrest van het Hof van Cassatie van 13 januari 1994”, R.Cass. 1994, 93; zie ook: V. Sagaert, Goederenrecht in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 537).

Atlas der buurtwegen

De enkele inschrijving van de weg in de Atlas der Buurtwegen volstaat niet om aan de voetweg het zakenrechtelijk statuut van buurtweg te geven (Cass. 20 juni 2002, Pas. 2003, I, 1249).

Naast de bestuurlijke handeling van erkenning van de buurtweg is bovendien een gebruik door het publiek vereist. Art. 10 van de wet van 10 april 1841 bepaalt dat “Het besluit van de provinciale deputatie waarbij het plan (in casu: een buurtweg) definitief vastgesteld wordt, doet geenszins afbreuk aan de eigendomsvorderingen noch aan de rechten die daaruit voortspruiten”.

Bijkomend aan de bestuurlijke handeling van erkenning is bijgevolg vereist dat er verkrijgende verjaring ten voordele van het “publiek” is ingetreden. Wil er sprake zijn van een verkrijgende verjaring, dan moet er een effectieve inbezitname van de weg gebeuren. Zonder bezit kan er geen sprake zijn van verjaring. Dit betekent dat de gemeente nooit eigenaar kan worden van een (zakelijk recht op een) buurtweg die weliswaar werd ingeschreven in de Atlas, maar nooit voor het publiek werd opengesteld (H. Vuye, o.c., R.Cass. 1994, 96).

De inschrijving in de Atlas der Buurtwegen verleent een wettige titel, zodat de verkorte verjaringstermijnen van tien respectievelijk twintig jaar van toepassing zijn (art. 10, tweede lid van de wet van 10 april 1841 juncto art. 2265 BW) (zie ook: V. Sagaert, o.c., 538).

Hieruit vloeit voort dat een weg, die is opgenomen in de Atlas van Buurtwegen, slechts het zakenrechtelijk karakter van een buurtweg verkrijgt (waarop de gemeente een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid verkrijgt) indien (i) er gebruik van wordt gemaakt door het publiek en (ii) er, al naar gelang het geval, binnen tien of twintig jaar geen eigendoms- of bezitsvorderingen werden ingesteld of de verjaring niet anderszins werd gestuit.

Geen buurtweg zonder inbezitname

Er is vereist dat de gemeente effectief tot inbezitname is overgegaan, m.a.w. dat de weg door het publiek wordt gebruikt. Het gebruik van de weg door het publiek moet te kwalificeren zijn als een deugdelijk en ondubbelzinnig bezit. Het gebruik door het publiek dient regelmatig en gewoonlijk te zijn en dient te geschieden met de bedoeling om de weg als zodanig te gebruiken. Het gebruik mag niet berusten op een louter gedogen door de eigenaar van het goed waarop de overgang wordt uitgeoefend (Cass. 29 november 1996, Arr.Cass. 1996, 1116). Het gebruik door het publiek mag evenmin berusten op een bezit dat, gelet op de omstandigheden van de zaak, het voorwerp van verschillende eveneens geloofwaardige interpretaties kan uitmaken.

Bewijslast bezitname buurtweg

Dat aan deze voorwaarde van inbezitname is voldaan, moet worden bewezen door de partij die de openstelling van de buurtweg vordert (Gent 25 november 2010, T.Agr.R. 2011, 10). Voetweg 53 kan zakenrechtelijk enkel als een buurtweg worden gekwalificeerd indien de gemeente Temse bewijst, enerzijds, dat zij effectief tot inbezitname van voetweg 53 is overgegaan, m.a.w. dat er gebruik van werd gemaakt door het publiek, en, anderzijds, dat dit gebruik door het publiek gedurende tien jaar deugdelijk, ondubbelzinnig en ongestoord was.

Nuttige tips: 

Raadpleeg hier de Atlas buurtwegen per provincie

Antwerpen
Limburg
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
WestVlaanderen

Enkele bijzondere atlassen der buurwegen volgens gemeente

Aalst
De Pinte
Deinze
Hasselt
Oudenaarde
Vicinaux
Diksmuide
Eeklo
Kloosterbos

 

Gerelateerd

lees verder


Viewing all articles
Browse latest Browse all 1217

Trending Articles


Heeft iemand ervaring met Watchdeals.nl


Clash competition2 9ft pooltafel 1 jaar garantie


Thrustmaster ferrari gt


Iwan van der Zwaag


NL13 ABNA 0506 4173 44 TIKKIE


Te koop: Verlengde Stationsweg 40, Zuidlaren


Aan weerszijden steken afkanten voor de armsgaten


Te koop: Beulakerweg 69, Giethoorn


Programmering Icom marifoons VDES/ ATIS/ MMSI - door: omega


Te koop: Pleziervaart 13, Arnhem