arrest dat uitspraak doet over het hoger beroep tegen Kh. Antwerpen, afd. Antwerpen 13 november 2014, RW 2016-17, 434.
Door het betalen van een deel van de aangerekende stallingskosten zonder voorbehoud werden de contractuele verplichting tot het betalen van stallingskosten erkend.
BVBA T.S. G.S. t/ L.J.
1. De antecedenten en de vorderingen
Op 5 september 2013 kwam een voertuig, een trekker met oplegger, eigendom van J.L., op de E34 ter hoogte van Vorselaar in de middenberm terecht en kantelde. Hierdoor scheurde de oplegger, gevuld met cement, gedeeltelijk open.
Art. 2244 B.W. bepaalt dat een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling of een beslag, betekend aan hem die men wil beletten de verjaring te verkrijgen, burgerlijke stuiting vormen. Buiten de zich te dezen niet voordoende gevallen van hoofdelijkheid en ondeelbaarheid en tenzij de wet anders bepaalt, heeft de stuiting van de verjaring die het gevolg is van één van deze daden, enkel gevolgen voor de personen die daarbij partij zijn geweest en komt de door één van de schuldeisers verkregen verjaring derhalve de andere schuldeisers niet ten goede.
Indien de betaling niet op vrijwillige basis gebeurt, maar het gevolg is van een gedwongen uitvoering, is er geen sprake van een stuitende schulderkenning. (Arbh. Brussel 28 juni 2012, JTT 2012) Een vrijwillige betaling onder de loutere dreiging van uitvoeringsmaatregelen volstaat daarentegen niet om het vrijwillig en dus stuitend karakter van de betalingen weg te nemen. (Gent 16 oktober 2012, P&B 2013, 83) Centraal staat bijgevolg telkens de vraag in welke omstandigheden de betaling is gebeurd, en een schuldenaar die wil vermijden dat een (gedeeltelijke) betaling als een stuitende schulderkenning zal gelden, dient een dergelijke betaling steeds te laten vergezellen van zijn ondubbelzinnig voorbehoud om het verschuldigde karakter ervan te betwisten. (M. DE Ruysscher, Burgerlijke stuiting van de bevrijdende verjaring, een stand van zaken, RW 2013-2014, 843).
Het cassatiearrest van 22/06/2017, gaat een stap verder en stelt dat de loutere erkenning van de schuld, geen afstand van verjaring inhoudt.