In de logica van de procedure van gerechtelijke verdeling dienen betwistingen eerst door de boedelnotaris onderzocht en beslecht te worden, zowel wat betreft de waarde van de goederen als wat betreft het principe van de toewijzing, en zal deze eventueel nadien, samen met de andere betwistingen, ter gelegenheid van het vonnis van homologatie door de rechtbank behandeld worden.
Het feit dat in artikel 1447 B.W. uitdrukkelijk gesteld wordt dat «De rechtbank beslist ...» doet hieraan geen afbreuk.
Dit geldt immers voor alle geschillen die zich voordoen in het kader van een gerechtelijke verdeling. Artikel 1209 Ger. W. bepaalt immers dat de rechtbank beslist over alle geschillen die bij haar aanhangig worden gemaakt, met dien verstande evenwel dat zij de oplossing kan uitstellen tot bij het vonnis van homologatie. Indien deze niet opgeworpen worden of de rechtbank deze niet onmiddellijk behandelt, dient de boedelnotaris dienaangaande eveneens stelling te nemen in zijn staat van vereffening en eventueel in zijn advies bij het proces-verbaal van zwarigheden. Uiteindelijk zal de rechtbank dan toch het laatste woord hebben.
De W. t/ De W.
1. De thans aanhangig gemaakte betwisting betreft uitsluitend de vraag of het feit dat de in de gezinswoning aanwezige huisraad reeds verdeeld is tussen partijen, een beletsel vormt voor de door verweerster, overeenkomstig artikelen 1446 en 1447 van het Burgerlijk Wetboek, gevraagde preferentiële toewijzing van deze gezinswoning.
2. Volkomen ten onrechte stellen de boedelnotarissen in hun advies dat het niet tot de taak van de boedelnotaris behoort zich over de vraag tot preferentiële toewijzing uit te spreken.