In tegenstelling met wat door een deel van de rechtsleer en rechtspraak wordt beweerd, is de preferentiële toewijzing van de gezinswoning mogelijk zonder de overname van de inboedel.
Artikel 1446 van het Burgerlijk Wetboek dient in zijn geheel te worden gelezen: « ...Wanneer het wettelijk stelsel eindigt ..., kan de langstlevende, tegen opleg indien daartoe grond bestaat, zich bij voorrang doen toewijzen één van de onroerende goederen die tot gezinswoning dient, samen met het aldaar aanwezige huisraad ...»
Bij lezing van artikel 1446 van het Burgerlijk Wetboek dient de klemtoon te worden gelegd op het woord «kan», zodat de overname van de inboedel samen met de gezinswoning een mogelijkheid inhoudt en geen verplichting. Wie het meerdere kan, is ook gerechtigd is het mindere te vragen.
De W. t/ De W.
1. De thans aanhangig gemaakte betwisting betreft uitsluitend de vraag of het feit dat de in de gezinswoning aanwezige huisraad reeds verdeeld is tussen partijen, een beletsel vormt voor de door verweerster, overeenkomstig artikelen 1446 en 1447 van het Burgerlijk Wetboek, gevraagde preferentiële toewijzing van deze gezinswoning.
2. Volkomen ten onrechte stellen de boedelnotarissen in hun advies dat het niet tot de taak van de boedelnotaris behoort zich over de vraag tot preferentiële toewijzing uit te spreken.