Het schriftonderzoek strekt er toe om de echtheid van een geschrift te herstellen, wanneer dit geschrift of de handtekening ontkend wordt door diegene aan wie het geschrift wordt toegeschreven (art. 1324 BW). De verklaring dat men een handtekening niet meer kan herinneren zonder de handtekening formeel te betwisten staat niet gelijk met een formele ontkenning van dit geschrift (art. 1323 BW), zodat de persoon die louter verklaart zich de handtekening niet meer te herinneren geacht moet worden het geschrift van 21 november 2011 te hebben erkend en er geen schriftonderzoek ter zake kan worden bevolen (in deze zin: Cass. 5 januari 1961, Arr.Cass. 1961, 441).
A.E. t/ A.B.
1. Feitenrelaas
Mevr. A.E. (appellante) is de dochter van mevr. A.B. (geïntimeerde), die 90 jaar zal worden op 18 maart 2015.
Op 22 mei 1989 sloten partijen een overeenkomst waarbij mevr. E. zich verbond tot betaling aan mevr. B. van een maandelijkse lijfrente van 20.000 Belgische frank vanaf de datum van de verkoop van een onroerend goed gelegen in Westerlo tot aan het overlijden van mevr. B. Partijen bedongen dat deze lijfrente jaarlijks geïndexeerd zou worden.