De hormonenwet voorziet in strafvermindering of -uitsluiting ingeval de dader van een hormonenmisdrijf de identiteit onthult van diegene van wie men de verboden stoffen heeft verkregen die dienden tot het plegen van een misdrijf bepaald in de Hormonenwet.
Gebeurt de onthulling vóór elke vervolging voor de correctionele rechtbank, dan kan de beklaagde een strafuitsluiting genieten. Ingeval een geverbaliseerde veehouder de genoemde informatie daarentegen bekendmaakt na het begin van de vervolging voor de correctionele rechtbank, kan deze strafvermindering krijgen..
Feit A
Op 24 oktober 1994 werd naar aanleiding van het aantreffen van spuitplaatsen bij 5 runderen afkomstig van beklaagde evenzo monstername en analyse uitgevoerd met resultaten zoals omschreven onder de telastlegging a.
Feit B
Op 22 september 1994 deed zich in hetzelfde slachthuis voornoemd, hetzelfde voor bij 2 runderen afkomstig van beklaagde met als resultaat zoals omschreven onder de telastlegging B.
Beklaagde legde op 10 mei 1995 een verklaring af waarin hij de feiten A en B bekende; de feiten A en B zijn derhalve bewezen.
Onder deze publicatie van deze uitspraak in het RW: Mike Gelders, Onthulling inzake hormonenmisdrijven
Rechtsleer:
• Declercq, R., «Procedurale aspecten van de strafverminderende verschoningsgrond», in Liber Amicorum Hermann Bekaert, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 54,
• Brosens, W., «Drugs: de onthulling als grond van verschoning», in Comm. Straf., 2)
Rechtspraak:
• Cass., 29 januari 1974, Arr. Cass., 1974, 588;
• Cass., 20 juni 1977, R.W., 1978-79, 895; Cass., 26 april 1994, Arr.
• Cass., 1994, 415; Antwerpen, 25 maart 1982, R.W., 1982-83, 2145