Quantcast
Channel: Burgerlijk recht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 1217

Bepaling persoonlijk onderhoudsgeld houdt rekening met de voordelen van een vennootschap die een echtgenoot te beurt vallen

$
0
0
Plaats van uitspraak: Gent
Instantie: Hof van beroep
Datum van de uitspraak: 
don, 09/02/2017
A.R.: 
2015/AR/2071

De toekenning van een hoger bedrag dan het minimum wegens de aanzienlijke terugval in de economische toestand van de uitkeringsgerechtigde onderstelt een vergelijking tussen de daadwerkelijke economische situatie op het ogenblik van de echtscheiding en de situatie waarin de onderhoudsgerechtigde zou hebben verkeerd indien hij tijdens of ingevolge het huwelijk met de onderhoudsplichtige niet de keuzes had gemaakt die een invloed hebben gehad op zijn verdienvermogen door niet- of onderbenutting van zijn professionele mogelijkheden.

Bij het vaststellen van de hoegrootheid van het bedrag van de onderhoudsuitkering na echtscheiding wordt uiteraard ook rekening gehouden met de fiscale weerslag ervan voor beide partijen.

De uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding strekt er geenszins toe de uitkeringsgerechtigde louter in de levensstandaard van tijdens het samenleven als gehuwden te herstellen, hoewel hiermee rekening kan worden gehouden.

De rechter kan in het algemeen een vastgestelde aanzienlijke economische terugval van de onderhoudsgerechtigde gedeeltelijk compenseren door die mee in rekening te brengen bij het bepalen van het bedrag van de uitkering na echtscheiding.

Om de relatieve staat van behoefte van de onderhoudsplichtige te beoordelen, dient de rechter als zodanig geen rekening te houden met de financiële situatie en de levensstijl van de onderhoudsgerechtigde sinds de scheiding van de partijen.

Tot bepaling van de economische draagkracht van de onderhoudsplichtige wordt rekening gehouden met zijn werkelijke inkomsten, met zijn werkelijke lasten en met zijn daadwerkelijke mogelijkheden om inkomsten te verwerven.

De onderhoudsuitkering na echtscheiding wordt voorts bekomen uit de inkomsten én goederen van de onderhoudsplichtige, met deze beperking weliswaar dat de uitkering 1/3 van zijn netto-inkomsten (niet van zijn goederen) niet mag overschrijden (art. 301, § 3, derde lid BW). De netto-inkomsten betreffen het bedrag dat de onderhoudsplichtige overhoudt na aftrek van zijn fiscale en sociale lasten.

De omstandigheid echter dat de 1/3-grens aldus niet mag worden toegepast op het patrimonium (zoals de waarde van onroerende goederen, waardepapieren en kapitaal) zelf van de onderhoudsplichtige, betekent nochtans niet dat er geen rekening mag worden gehouden met de inkomsten van die goederen of met de inkomsten welke die goederen normaal voortbrengen.

Toekomstige en onzekere wijzigingen in de toestand van de partijen blijven buiten beschouwing.

De rechter houdt rekening met de vaststelling dat inkomsten van een partij kunstmatig laag worden gehouden wanneer deze in een eigen vennootschap werkt, waarbij de uitbetaalde inkomsten een vertekend en hoe dan ook veel te beperkt beeld geeft van de reële inkomsten. DE rechter kan hierbij onder meer rekening houden met

1) de aanzienlijke voordelen in natura via de vennootschap
2) de mogelijkheid om bijkomende inkomsten te verwerven die de onderhoudsplichtige binnen een goed verdienende en zelfs weliswaar kredietlastdragende vennootschap laat liggen.
3) fiscaal geraamde en dienovereenkomstig getaxeerde voordelen in natura
4) meerdere vormen van termijnsparen/aanvullend pensioensparen en bijkomende levensverzekeringen.
5) (vermaak)uitstappen, (vermaak)activiteiten, en veelvuldige vakanties die door de vennootschap gedragen worden
6) wagenpark
7) boten en/of catamaran....

De bedoelde voordelen kunnen, alles samengenomen, gerust worden geraamd op een bedrag van minstens 3.000 à 4.000 EUR per maand, met de bijhorende hoge levensstandaard van dien.

De netto-inkomsten die C. zich als zelfstandig manager van de BVBA C.C. toekent, zijn zo beperkt mogelijk gehouden.

Een en ander kadert in fiscale optimalisatie.
 

Publicatie
tijdschrift: 
RABG
Uitgever: 
Larcier
Jaargang: 
2017/14
Pagina: 
1165
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

(R. / C. - Rolnr.: 2015/AR/2071)

(…)

I. Relevante feitelijke en procedurele elementen
1. C. en R. zijn op 14 juli 2000 gehuwd te Jabbeke onder een huwelijksvermogensrechtelijk gemeenschapsstelsel.

Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren: M. (° 27 december 2006) en J.-C. (° 12 mei 2009).

2. Bij dagvaarding van 1 september 2014 initieert C. een echtscheidingsprocedure.

Bij wijze van tegenvordering beoogt R. een persoonlijke onderhoudsuitkering na echtscheiding in de zin van artikel 301 BW.

Noot: 

• Brouwers, S., « De impact van de ‘levensstandaard' op de begroting van de uitkering na echtscheiding », R.A.B.G., 2017/14, p. 1175-1176

Elk financieel onevenwicht maakt nog geen behoeftigheid: zie Antwerpen 3° kamer 2 juni 2010, AR 2009/AR/2701 niet gepubliceerd doch geciteerd in C. Van Ror Overzicht van rechtspraak 2007-2011, De onderhoudsuitkering na echtscheiding  op grond van onherstelbare ontwrichting, tevens bron van voormelde rechspraak, T. Fam, 2011/6, 112..

Hoe dan ook behoudt de rechter de ruimste appreciatiebevoegdheid Vred. Luik (III), 7 maart 2008, RTDF 2008,1228

Gerelateerd

lees verder


Viewing all articles
Browse latest Browse all 1217