Uit de artikelen 1356, eerste lid, Burgerlijk Wetboek en 440, tweede lid, en 850 Gerechtelijk Wetboek volgt dat de rechter, bij gebrek aan betwisting door de partij aan wie de bekentenis wordt tegengeworpen, geen voorlegging moet eisen van de aan zijn advocaat verleende bijzondere lastgeving om rekening te houden met het bestaan van een dergelijke bekentenis.
Cass., 04/09/2017, R.A.B.G., 2017/18, p. 1440-1442
(M.A. et C.B. / C.S.T. SPRL - Rolnr.: C.16.0542.F)
I. La procédure devant la Cour
Le pourvoi en cassation est dirigé contre l'arrêt rendu le 19 avril 2016 par la cour d'appel de Mons.
Par ordonnance du 25 juillet 2017, le premier président a renvoyé la cause devant la 3e chambre.
Le conseiller M.-Cl. Ernotte a fait rapport.
L'avocat général J.M. Genicot a conclu.
Een degelijk uitgewerkt mandaat voorafgaand aan de procedure blijft meer dan nuttig.
Een verstandig advocaat, onderhandelt, informeert, bemiddelt, concludeert, plet maar erkent of bekent niet. Hij vertrekt van de elementen van het dossier zoals deze hem werden overhandigt.
Indien hiervan om welke reden ook wordt afgeweken, wordt de cliënt verzocht een bijzonder mandaat te ondertekenen.
Het strekt tot aanbeveling om dagvaardingen, verzoekschriften, conclusies, kortom de essentiële procedurele onderhandelingen, maar ook zelfs de inhoudelijke ingebrekestellingen en inhoudelijke meldingen aan de wederpartij aan de voorafgaande goedkeuring van de cliënt te onderwerpen.
Een aanmaning of een ingebrekestelling door een advocaat die niet uitdrukkelijk gemandateerd werd door een bijzondere volmacht om aan te manen of in gebreke te stellen is geen geldige aanmaning of ingebrekestelling.
Het stilzwijgende, impliciete en veronderstelde mandaat ad litem van een advocaat omvat geen mandaat tot ingebrekestelling of aanmaning.
Een huuropzeg door een advocaat die niet uitdrukkelijk gemandateerd werd door een bijzondere volmacht om de huur op te zeggen is geen huuropzegging.
Het stilzwijgende, impliciete en veronderstelde mandaat ad litem van een advocaat omvat geen mandaat tot opzegging van de huur.
Een opzegging van een contract door een advocaat die niet uitdrukkelijk gemandateerd werd door een bijzondere volmacht op te zeggen is geen geldige opzegging.
Het stilzwijgende, impliciete en veronderstelde mandaat ad litem van een advocaat omvat geen mandaat tot opzegging van een contract.
Dit geldt voor alle contracten met inbegrip van arbeidscontracten.
Bijzondere bewijsregels regels inzake lastgeving.
Voor het bestaan van de lastgeving zelf zijn er geen bijzondere rechtsregels en gelden de bewijsregels van gemeen recht.
De omvang van de lastgeving daarentegen mag met alle middelen van recht worden bewezen met inbegrip van getuigen en vermoedens .
Zie de bijzondere interpretatieregels van het Burgerlijk Wetboek in de artikelen 1987 tot 1989.
Bewijs tussen personen ten aanzien of tussen wie het gebruikelijk is dat geen geschrift wordt opgesteld.
De rechtspraak en rechtsleer hebben uit artikel 1348 eerste lid BW afgeleid dat geen akte of geschrift als bewijs kan worden opgelegd voor verbintenissen tot stand gekomen tussen personen ten aanzien of tussen wie het gebruikelijk is dat geen geschrift wordt opgesteld.
Deze regel wordt toegepast tussen partners, familieleden, maar ook in relaties tussen advocaat en cliënt.
Het bewijs van een mandaat ad litem, de lastgeving om een proces te voeren, wordt vermoed en vergt geen geschrift. maar de voormelde regel zou ook kunnen toegepast
Het bewijs van het bijzonder mandaat van een advocaat
Het bijzonder mandaat van de advocaat wordt best schriftelijk gegeven om elke discussie uit te sluiten. Maar ook een mondeling of stilzwijgend mandaat gegeven aan een advocaat is bewijskrachtig.
B. LAMBRECHT en I. SAMOY, "Schijn van berusting en ontkentenis van proceshandeling" (noot onder Brussel 10 juni 2002), P&B 2002, (307) 309
De term bijzonder mandaat gegeven aan een advocaat geldt als een uitbreiding, dan wel afwijking of losstaand mandaat van het mandaat ad litem en dekt derhalve niet de zelfde lading als het begrip bijzondere lastgeving, zoals dit staat tegenover de algemene lastgeving.
A. VAN OEVELEN, "Het mandaat van de advocaat wanneer hij niet in rechte optreedt", RW 2009-10, (1586) 1593). Zie ook: B. LAMBRECHT en I. SAMOY, "Schijn van berusting en ontkentenis van proceshandeling" (noot onder Brussel 10 juni 2002), P&B 2002, (307) 308-309 (het mandaat ad litem betreft dan een bijzonder mandaat in algemene bewoordingen en het ons bezig houdende "bijzonder" mandaat een bijzonder en uitdrukkelijk mandaat.
Soorten lastgeving
Een algemene lastgeving betreft alle zaken van de lastgever
Een bijzondere lastgeving betreft specifieke zaken van de lastgever
Een uitdrukkelijke lastgeving, is een lastgeving die ook daden van beschikking betreft
Een lastgeving in algemene bewoordingen omvat enkel daden van beheer.
De ontkentenis van proceshandeling
Wettelijke bepaling
Artikel 848 Ger.W. luidt: "Ingeval een proceshandeling wordt verricht namens een persoon, buiten iedere wettelijke vertegenwoordiging, zonder dat deze die handeling, zelfs stilzwijgend, heeft gelast, toegelaten of bekrachtigd, kan hij de rechter verzoeken die handeling van onwaarde te verklaren. Dit geldt eveneens voor de reeds gedane onderzoeksverrichtingen en voor de beslissingen gewezen ingevolge de van onwaarde verklaarde handeling. De andere partijen in het geding kunnen dezelfde vordering indienen, tenzij de persoon namens wie de handeling is verricht, deze bekrachtigt of te bekwamer tijd bevestigt."
Art. 849 Ger. W. luidt: “Wanneer de zaak voor de rechter aanhangig is in eerste aanleg of tweede aanleg, wordt de in artikel 848 bedoelde vordering tot ontkentenis gedaan volgens de regels van de tussenkomst.
Blijft er een rechtsmiddel mogelijk, dan kan de vordering tot ontkentenis ingediend worden samen met dit rechtsmiddel.
In de andere gevallen wordt de vordering tot ontkentenis ingediend samen met de herroeping van het gewijsde zoals gezegd wordt in artikel 1134.
Iedere vordering tot ontkentenis wordt aan het openbaar ministerie medegedeeld.
Degenen tegen wie de vordering tot ontkentenis is toegewezen, kan worden veroordeeld tot schadevergoeding jegens de eiser en jegens de andere partijen.”
Rechtsleer
• SOBRIE, S., Ontkentenis van proceshandeling: enkele aandachtspunten, RW 2011-12, afl. 31, 1389-1393 en http://www.rw.be/ (4 april 2012)
• VERBEKE, R., Ontkentenis van proceshandeling en gemis aan belang, RABG 2003, afl. 13, 750-752.
• LAMBRECHT, B., SAMOY, I., Schijn van berusting en ontkentenis van proceshandeling, P&B 2002, afl. 5, 307-312.
Procedure
Art. 849 Gerechtelijk wetboek voorziet in 3 mogelijke wijzen waarop de vordering tot ontkentenis kan worden ingesteld.
• Indien er nog geen uitspraak is:
Art. 849, eerste lid Ger.W. “Wanneer de zaak voor de rechter aanhangig is in eerste aanleg of tweede aanleg, wordt de in artikel 848 bedoelde vordering tot ontkentenis gedaan volgens de regels van de tussenkomst”.
In praktijk zal de lastgever (cliënt) een dagvaarding in gedwongen tussenkomst dienen te betekenen tegen zijn raadsman. Het louter nemen van een nieuwe raadsman, die dan in conclusies de ontkentenis van zijn voorganger inroept volstaat niet. Zowel de dominus litis als de advocaat die loco is opgetreden met miskenning van het mandaat dienen best in tussenkomst geroepen, gelet op de tegenstrijdige rechtspraak ter zake (Brussel 21 september 2010, RW 2011-12; versus Luik 21 juni 1985, JL 1986, 120; versus Gent 2 juni 1995, TGR 1995, 177).:
• Indien er reeds een uitspraak is waartegen nog een rechtsmiddel beroep kan worden ingesteld
Art. 849 tweede lid Ger. W.”Blijft er een rechtsmiddel mogelijk, dan kan de vordering tot ontkentenis ingediend worden samen met dit rechtsmiddel”.
• Indien er reeds een uitspraak is waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat
Art. 849derde lid Ger. W.” In de andere gevallen wordt de vordering tot ontkentenis ingediend samen met de herroeping van het gewijsde zoals gezegd wordt in artikel 1134”.
Wie mag de procedure instellen tot ontkentenis van de proceshandeling?
De procedure tot ontkentenis van de proceshandeling kan worden ingesteld door:
• de persoon, buiten wiens mandaat om een proceshandeling werd gesteld;
• door de andere procespartijen (art. 848, derde lid Ger.W.)
Een verweerder kan aldus de vordering instellen door te argumenteren dat een vordering (maar bv. Ook een hoger beroep werd ingesteld door een advocaat zonder mandaat van diens cliënt. De procespartij die een dergelijke stelling inroept, heeft de bewijslast van de beweerde afwezigheid van mandaat.
Impliciete verzaking aan de vordering tot ontkentenis van de proceshandeling
Arbeidsh. Gent 11 maart 2013, NJW 2014, 229:
Het feit dat geen procedure van ontkentenis van proceshandeling zou volgens deze rechtsraak kan als een bekrachtiging van de proceshandeling kunnen worden aanzien.
Voorbeelden van handelingen die vallen onder het mandaat ad litem:
• opstellen van een dagvaarding
• de inleiding van een geding,
• het voeren van een verdediging
• het opstellen en neerleggen van conclusies
• het neerleggen en uitwisselen van stukken
• het formuleren van tussenvorderingen
• het voeren van een pleidooi
• zich gedragen naar de wijsheid van de rechtbank
• een vonnis, arrest of beschikking doen uitvoeren
• het ontvangen van betalingen in uitvoering van een titel
• alle courante of gewone proceshandelingen.
Voorbeelden van proceshandelingen die niet gedekt zijn door een mandaat ad litem
• afstand van geding of eis (Art. 824, tweede al. Ger.W.: "Uitdrukkelijke afstand geschiedt hij een gewone akte, die ondertekend wordt door de partij of door haar gemachtigde die, tenzij de wet anders bepaalt, een bijzondere volmacht heeft, en die aan de tegenpartij betekend wordt, indien deze de afstand niet vooraf heeft aangenomen.)
• berusting in een vonnis (Art. 1045, tweede al. Ger.W.: "De uitdrukkelijke berusting geschiedt bij eenvoudige akte, ondertekend door de partij of haar bijzondere gemachtigde." Toepassing: Arbeidsh.Gent 11 maart 2013, NJW 2014, 229; Brussel 10 juni 2002, P&B 2002, 304.
• het formuleren van een bindend voorstel
• het aangaan van een dading
• het formuleren van een bekentenis in een conclusies (toepassing: Kh. Brugge 15 januari 2003, TGR 2004, 134)