Het hoger beroep dat gericht is tegen een persoon die niet de vereiste hoedanigheid (art. 17 Ger.W.) heeft om in hoger beroep gedaagd te worden, is onontvankelijk. In principe heeft enkel de houder van het betwiste subjectief recht (of zijn wettelijke, rechterlijke of conventionele vertegenwoordiger) de vereiste hoedanigheid om de rechtsvorderingen met betrekking tot dat subjectief recht uit te oefenen of om zich dienaangaande te verweren. Het is niet uitgesloten dat de overdrager van de schuldvordering zich niettemin de vorderingsrechten verbonden aan deze schuldvordering, voorbehoudt. In de hypothese dat de gecedeerde schuldenaar niet weet of niet kan weten of de overdrager zich de vorderingsrechten heeft voorbehouden, kan de gecedeerde schuldenaar een ontvankelijk hoger beroep instellen hetzij tegen de overdrager, hetzij tegen de overnemer van de betwiste schuldvordering.
Het verbintenissenrecht aanvaardt dat de regelmatig ter kennis gebrachte overdracht van schuldvordering op materieelrechtelijk vlak tot gevolg heeft dat de overnemer ten aanzien van de gecedeerde schuldenaar in de plaats treedt van de overdrager, zodat er geen enkele reden bestaat waarom in het burgerlijk procesrecht deze overdracht processueel niet hetzelfde gevolg zou hebben.
Er anders over oordelen, zou ertoe leiden dat de heer D.B. buiten de beroepsprocedure wordt gehouden, zodat hij desgevallend derdenverzet zou kunnen aantekenen tegen de uitspraak van de appelrechter. Hierdoor worden vermijdbare procedures in de hand gewerkt, wat in strijd is met de openbare orde.
(S.V. en V. & Co NV / M.D. - Rolnr.: 2016/AR/456)
1. Feitenrelaas
De feiten die aan dit geschil ten grondslag liggen, werden afdoende weergegeven in het tussenarrest van het hof van beroep te Gent van 10 maart 2010, zodat het hof hiernaar verwijst.
Samengevat, vindt dit geschil zijn feitelijke grondslag in de stalling (bewaargeving) sinds 1993 van de motorjacht Calypso, dat eigendom was van de heer M.D. (verweerder na cassatie).