De regel dat de rechter de schade moet ramen op het ogenblik van de uitspraak, verbiedt hem niet het hoofdbedrag van de vergoeding te berekenen op een vroeger tijdstip, zo hij van mening is dat de schade op dat ogenblik al vaststond en voor begroting vatbaar was en bijgevolg tot herstel aanleiding kon geven, noch om in dat geval op dat bedrag compensatoire interesten toe te kennen om de bijkomende schade wegens het uitstel van betaling van het hoofdbedrag te vergoeden (1). (1) Zie Cass., 13 sept. 2000, AR P.99.1485.F, nr 464, met concl. adv.-gen. SPREUTELS.
De compensatoire interesten maken een integrerend deel uit van de vergoeding die voor het herstel van de door een fout veroorzaakte schade wordt toegekend; zij zijn een aanvullende vergoeding ter compensatie van de schade die voortvloeit uit de vertraging die bij de schadeloosstelling is opgelopen (1). (1) Zie Cass., 23 sept. 1986, AR 9927, nr 41.
Nr. P.05.0500.F.-
C. A.,
tegen
D. S.,
I. Bestreden beslissing
Het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis, op 7 maart 2005 door de Correctionele Rechtbank te Dinant in hoger beroep gewezen.
II. Rechtspleging voor het Hof
III. Cassatiemiddelen
Eiser voert vijf middelen aan in een memorie, waarvan een voor eensluidend verklaard afschrift aan dit arrest is gehecht.
IV. Beslissing van het Hof
Over het eerste middel :