De overdracht van een huurovereenkomst, wat een wederkerige overeenkomst is, d.w.z. een overeenkomst waarbij partijen jegens elkaar zowel rechten als verplichtingen hebben, door de verhuurder (aan een nieuwe huurder) is slechts geldig als de huurder daarmee instemt. Voor een contractoverdracht, waarbij één van de contractpartijen verandert, is de toestemming van de wederpartij immers constitutief vereist (vgl. V. Withofs, Contractsoverdracht, Brugge, die Keure, 2015, 373).
De loutere betaling van de huur door de onderhuurder op een rekening van de eigenaar-hoofdverhuurder en niet meer op de rekening van de hoofdhuurder kan niet kan worden beschouwd als het akkoord van de hoofdhuurder met de huuroverdracht.
Die betaling kan immers ook door andere rechtsfiguren verklaard worden, zoals een overdracht van schuldvordering door overeenkomstig art. 1690 BW.
Een dergelijke overdracht is wél geldig zonder de toestemming van de wederpartij, en is ook tegenwerpelijk, gelet op de mededeling ervan zie art. 1690, § 1, tweede lid BW.
Er wordt immers aangenomen dat schuldvorderingen voortvloeiende uit een wederkerige overeenkomst kunnen worden overgedragen zonder dat het volledige contract en dus de correlatieve verbintenissen worden overgedragen
Een dergelijke overdracht van schuldvordering do
Dat er, wegens gebrek aan toestemming, geen geldige contractoverdracht is ontstaan neemt niet weg, dat de overeenkomst als een geldige overdracht van schuldvordering kan worden gekwalificeerd.
Een dergelijke (geldige) overdracht van schuldvordering brengt met zich mee dat wel geldig en op tegenwerpelijke wijze rechten de huurovereenkomst (waaronder het recht op huur) werden overgedragen, maar niet de correlatieve verplichtingen waartoe de oorspronkelijke huurder jegens de oorspronkelijke verhuurder gehouden blijft.
NV W.H. t/ K.T.
I. Feiten
1. Op 28 januari 2008 werd tussen de NV E., rechtsvoorganger van NV W.H., als verhuurder en T.K. als huurder een woninghuurovereenkomst gesloten m.b.t. de studio op de tweede verdieping aan de M. te 2000 Antwerpen.
De overeenkomst werd gesloten voor drie jaar en nam een aanvang op 15 februari 2008. Na het verstrijken van deze termijn bleef T.K. het appartement verder betrekken, zodat een negenjarige huur ontstond (art. 3, § 6 Woninghuurwet).