Het algemeen rechtsbeginsel Fraus omnia corrumpit is niet van toepassing op de strafvordering.
Het middel voert de miskenning aan van het algemeen rechtsbeginsel Fraus omnia corrumpit, op grond dat het arrest bedrieglijk stelt dat poliomyelitis ongeneeslijk is.
Dat beginsel is evenwel niet toepasselijk op de strafvordering.
Nr. P.13.0708.F
1. J. D.,
2. N. C.,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Bergen, correctionele kamer, van 25 maart 2013.
De eisers voeren in een memorie die aan dit arrest is gehecht, zeven middelen aan.
Advocaat-generaal Raymond Loop heeft op 16 oktober 2013 een conclusie neergelegd op de griffie.
Op de rechtszitting van 23 oktober 2013 heeft raadsheer Benoît Dejemeppe verslag uitgebracht en heeft de voornoemde advocaat-generaal geconcludeerd.
Cassatie 6 november 2007, Juridat
Samenvatting
Het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit verbiedt bedrog of oneerlijkheid aan te wenden om schade te berokkenen of winst te behalen.
Dit beginsel sluit uit dat de dader van een opzettelijk misdrijf, dat zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid in het gedrang brengt, aanspraak kan maken
op een vermindering van de aan de getroffene van dat misdrijf verschuldigde vergoedingen, wegens de onvoorzichtigheden of nalatigheden die deze zou
hebben begaan.
Daartoe is vereist dat de handeling werd gesteld met de bedoeling schade te berokkenen.
Wanneer het misdrijf witwassen een gemeenschappelijk fout is met het misdrijf oplichting dat schade berokkent aan de eigenaar van de witgewassen
gelden, pleegt de dader het feit met het oogmerk de gelden buiten het bereik van de eigenaar van de witgewassen gelden te houden.
Aldus pleegt de dader het misdrijf met de bedoeling te schaden.
Hieruit volgt dat de appelrechters niet bijzonder hoefden vast te stellen dat de eiser de bewezen verklaarde telastlegging gepleegd heeft met de bedoeling
schade te berokkenen.
Tekst arrest:
Cassatie 30/09/2015, RW 2017-2018, 145, met noot S. Guiliams, Algemeen rechtsbeginsel Fraus omnia corrumpit ook tegenwerpelijk aan de aansteller van de dader van een opzettelijk misdrijf:
Als schade wordt veroorzaakt door de samenlopende fouten van het slachtoffer en de aansprakelijke voor het schadegeval, kan laatstgenoemde in de regel jegens het slachtoffer niet worden veroordeeld tot de volledige vergoeding van de schade.
Het algemeen rechtsbeginsel «Fraus omnia corrumpit», dat verbiedt bedrog of oneerlijkheid aan te wenden om schade te berokkenen of winst te behalen, sluit echter uit dat de dader van een opzettelijk misdrijf dat zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid tot gevolg heeft, aanspraak kan maken op een vermindering van de aan het slachtoffer van dat misdrijf verschuldigde vergoedingen wegens de onvoorzichtigheden of nalatigheden die dat slachtoffer zou hebben begaan.
Art. 1384, derde lid BW voorziet in een onweerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid ten laste van de aansteller voor de schade die door de fout van de aangestelde veroorzaakt werd in de bediening waartoe de aansteller hem gebezigd heeft. De aansteller van de dader van een opzettelijk misdrijf kan bijgevolg geen aanspraak maken op een vermindering van de door de dader van het opzettelijk misdrijf verschuldigde vergoedingen.
Tekst arrest
AR nr. P.14.0474.F
BVBA M. en Zonen e.a. t/ NV A.M.B.
...
II. Rechtspleging voor het Hof
De cassatieberoepen zijn gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep te Luik, correctionele kamer, van 6 februari 2014.
...
III. Beslissing van het Hof
A. Cassatieberoep van BVBA M. en Zonen:
Middel
Tweede onderdeel
Het middel dat schending aanvoert van art. 1384, derde lid BW en de artt. 1, 2 en 3 Arbeidsovereenkomstenwet, verwijt het arrest geoordeeld te hebben dat de eiseres de hoedanigheid had van aansteller van de beklaagde B., haar aangestelde. Het voert aan dat, aangezien de rechters in hoger beroep vastgesteld hebben dat de vennootschap S. L.-L. instructies gaf aan de voornoemde aangestelde m.b.t. de bestemming van de levering, zij hadden moeten aannemen dat de eiseres zelf in feite geen gezag of toezicht uitoefende op de daden van haar aangestelde en dat zij niet beschouwd kon worden als zijn aansteller.
De band van ondergeschiktheid die het begrip aangestelde veronderstelt, bestaat zodra een persoon zijn gezag of toezicht in feite voor eigen rekening kan uitoefenen op de daden van een derde.
De rechter beoordeelt onaantastbaar de feiten waaruit hij het bestaan van een band van ondergeschiktheid afleidt. Het Hof gaat enkel na of hij die beslissing wettig heeft kunnen afleiden uit zijn vaststellingen.
Het arrest oordeelt dat de vennootschap S. L.-L. het vervoer van staalafval dat aan de verweerster toebehoorde, heeft toevertrouwd aan de eiseres, dat de eiseres haar aangestelde heeft belast met het besturen van één van haar vrachtwagens om de overeenkomst uit te voeren en dat zij die aangestelde niet ter beschikking heeft gesteld van die vennootschap, maar dat zij haar eigen overeenkomst heeft uitgevoerd door hem tot dat doel tewerk te stellen.
Het hof van beroep heeft uit die vermeldingen wettig kunnen afleiden dat de eiseres de hoedanigheid van aansteller van E. B. had en dat de loutere omstandigheid dat de voornoemde vennootschap aan E. B. instructies gaf m.b.t. de bestemming van de levering, niet betekende dat zij zijn aansteller zou geworden zijn voor de uitvoering van zijn prestaties als chauffeur.
Het middel kan niet worden aangenomen.
...
C. Cassatieberoep van J. T.:
...
Tweede middel
Het middel dat schending aanvoert van de artt. 1382, 1383 en 1384, derde lid BW en miskenning van het algemeen rechtsbeginsel Fraus omnia corrumpit, verwijt het arrest de eiser te veroordelen tot het vergoeden van de schade van de verweerster, zonder te onderzoeken of de gevorderde schade niet ook veroorzaakt werd door haar eigen fout, door te oordelen dat de al dan niet gegronde beweringen dat de verweerster een fout beging, geen invloed hebben op de aansprakelijkheid van de eiser in zijn hoedanigheid van aansteller.
De eiser voert aan dat het ingeroepen algemeen rechtsbeginsel niet uitsluit dat de partij die burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de dader van een opzettelijk misdrijf en die zelf niet de dader is van een opzettelijk misdrijf, aanspraak kan maken op een vermindering van de aan het slachtoffer verschuldigde vergoedingen wegens de onvoorzichtigheden of nalatigheden die dat slachtoffer zou hebben begaan.
Wanneer schade veroorzaakt wordt door de samenlopende fouten van het slachtoffer en de beklaagde kan laatstgenoemde, in de regel, jegens het slachtoffer niet worden veroordeeld tot de volledige vergoeding van de schade. Het algemene rechtsbeginsel Fraus omnia corrumpit, dat verbiedt bedrog of oneerlijkheid aan te wenden om schade te berokkenen of winst te behalen, sluit echter uit dat de dader van een opzettelijk misdrijf dat zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid tot gevolg heeft, aanspraak kan maken op een vermindering van de aan het slachtoffer van dat misdrijf verschuldigde vergoedingen wegens de onvoorzichtigheden of nalatigheden die dat slachtoffer zou hebben begaan.
Art. 1384, derde lid BW voorziet in een onweerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid ten laste van de aansteller voor de schade die door de fout van de aangestelde veroorzaakt werd in de bediening waartoe de aansteller hem gebezigd heeft.
De aansteller van de dader van een opzettelijk misdrijf kan bijgevolg geen aanspraak maken op een vermindering van de voornoemde vergoedingen.
Het middel faalt naar recht.