Het weerlegbaar vermoeden van fout bij herhaalde niet-betaling van de btw kan enkel slaan op de fout begaan door de bestuurders belast met het dagelijks bestuur.
Het loutere bezit van 20 van de 100 aandelen van de vennootschap en de mogelijkheid de vennootschap afzonderlijk te vertegenwoordigen voor alle bankverrichtingen zijn onvoldoende om te concluderen dat een persoon de bevoegdheid had om de vennootschap alleen te vertegenwoordigen binnen het dagelijks bestuur. Het blijkt niet dat eiser in hoger beroep in de periode van niet-betaling van btw in realiteit belast was met het dagelijks bestuur.
Voor de bestuurder die niet belast is met de dagelijkse leiding geldt er geen vermoeden van fout omwille van de herhaalde niet-betaling van de btw.
(M.D. / De Belgische Staat - Rolnr.: 2015/AR/1080)
1. Voorafgaande feiten en procedure
(…)
2. Bespreking
2.1. De vordering op grond van 93undecies C WBTW
Artikel 93undecies C WBTW, zoals van toepassing op onderhavig geschil, bepaalt:
Roseleth, J., « De aansprakelijkheid voor btw-schulden in hoofde van een bestuurder die niet belast is met het dagelijks bestuur », R.A.B.G., 2017/9, p. 768-770